243
5.1 Algemene programmeer-
aanwijzingen voor de AR-
TROMOT® -E2/-E2 compact
1. Door kort de knop
MENU
op uw af-
standsbediening in te drukken kunt u
van programmeermodus wisselen.
2. De afzonderlijke behandelparameters
en functies zijn verdeeld over zeven
verschillende programmeerniveaus
(4 functies per niveau).
Voor het programmeren van een para-
meter roept u het betreffende program-
meerniveau op. Dat doet u eveneens
met de knop
MENU
. Met elke korte druk
op de knop gaat u naar het volgende
niveau. Midden op het scherm ziet u
aan de hand van M1, M2 et cetera welk
programmeerniveau u hebt opgeroepen.
Om een niveau lager te gaan, b.v. van
niveau 2 naar niveau 1 of van niveau 1
naar niveau 7 houdt u de knop MENU
iets langer ingedrukt.
3. De betreffende behandelparameter
resp. -functie roept u met een van de
4
parameterknoppen
onder het display
op. Welke parameters resp. funkties ver-
bonden zijn aan de 4 parameterknopen ,
wordt door de symbolen op de knoppen
aangegeven.
Zodra u een parameter met een druk op
de desbetreffende parameterknop geko-
zen hebt
• verschijnt het betreffende symbool
groot in het scherm
• verschijnt de momenteel ingestelde
waarde
• verschijnt het symbool in diapositief
boven de parameterknop.
4. Met de k / - verandert u de
waarde (als u de knop ingedrukt houdt
loopt de waarde snel door).
Sommige functies resp. speciale functies
kunnen alleen geactiveerd of gedeac-
tiveerd worden. Dit gebeurt of door
opnieuw op de van toepassing zijnde
parameterknop te drukken of met de
k / -. Als de parameter geacti-
veerd is, verschijnt er een haakje in een
cirkel naast het symbool.
5. Als u alle parameters hebt geprogram-
meerd, slaat u de waarden op met de
knop
STOP
.
6. Druk hierna op de knop
START
:
De ARTROMOT®-E2/-E2 compact
controleert de ingestelde waarden, gaat
naar de positie midden tussen de inge-
stelde extensie- en flexiewaarde en die
van de ingestelde supinatie en pronatie
en stopt.
7. Druk nogmaals op de knop
START
om
met de behandeling te beginnen.
De slede begint daarna in de
synchroon-
modus
onmiddellijk met het ingestelde
fysiologische bewegingspatroon. De
geprogrammeerde snelheid wordt voor
de Motor met de grotere bewegingsuit-
slag gebruikt, terwijl die van de tweede
Motor aangepast wordt. Daardoor wordt
gegarandeerd dat beide Motoren hun
doelpositie bijna gelijktijdig bereiken.
In de
asynchroonmodus
beginnen on-
middellijk na het indrukken van de knop
START
beide motoren willekeurig te
draaien, waarbij iedere motor steeds na
het bereiken van de maximale waarde
van draairichting verandert.
De geprogrammeerde snelheid wordt
voor beide Motoren gebruikt.
Opmerking!
– Een beschrijving van de parameters
vindt u in paragraaf 5.3.
– U kunt de
ingestelde parameters
door op de betreffende parame-
terknop te drukken laten
tonen
.
Daarvoor moet u echter eerst op
de knop
STOP
drukken en naar het
betreffende menuniveau gaan.
– Om te verhinderen dat de parameters
ongewild veranderd worden, kunt u
de
knoppen vergrendelen
. Druk hier-
voor de
k en –
tegelijkertijd
gedurende
ca. 3 seconden in
.
Om de vergrendeling op te heffen
drukt u nogmaals op beide knoppen
gedurende ongeveer 3 seconden.
– De gegevens op de patiëntenchip-
kaart worden met de functie ‘Nieuwe
patiënt’ automatisch gewist. Wan-
neer u aan het einde van het pro-
grammeren de knop
STOP
indrukt,
worden de instellingen automatisch
opgeslagen op de patiëntenchipkaart.
Summary of Contents for 80.00.031
Page 93: ...English 88 ...
Page 227: ...222 Italiano ...
Page 276: ...271 Notes ...
Page 277: ...272 Notes ...
Page 278: ...273 Notes ...
Page 281: ...VIII Notes ...