- 4 -
GEBRUIKSAANWIJZING
DEZE HANDLEIDING IS HET EIGENDOM VAN DE FABRIKANT EN ELKE, OOK GEDEELTELIJKE, REPRODUCTIE IS VERBODEN
2H
G20 25 mbar
HU
2S
G25.1 25 mbar
HU
2L
G25 25 mbar
NL
3B/P
3P
3+
PT
3B/P
3+
2H - 2E
G20 20 mbar
AL-AT-BG-HR-DK-EE-FI-DE-GB
GR-IE-IS-IT-LV-LT-LU-MK-NO
PL-PT-CZ-RO-SI-SK
ES-SE-CH-TR
2E+
G20/G25 20/25 mbar
FR-BE
3+
G30/G31 29/37 mbar
BE-ES-FR-GR-IE-IT-PT-GB-LU
De machine wordt uit de fabriek geleverd met de op het typeplaatje aangegeven vo-
edingstype-instelling. Elke andere configuratie moet door de fabrikant of door diens
gemachtigde geautoriseerd worden.
De injectoren - By Pass - waakvlam-injectoren - membranen en andere benodigdheden
voor het wijzigen van het type gas moeten direct bij de fabrikant worden opgevraagd.
Na de wijziging van het voedingstype moet het op de apparatuur aanwezige typeplaa-
tje met de nieuwe gegevens van de bijgeleverde sticker vervangen worden.
In sommige gevallen moeten twee plaatjes vervangen worden: een extern plaatje in de
buurt van de gasaansluiting en een intern plaatje.
Wijziging type gas
Het typeplaatje met de kenmerken van het gas kan,
afhankelijk van de apparatuur, op verschillende posities
binnen de apparatuur geplaatst zijn.
Fig. 3
Fig. 4
Fig. 2
Fig. 1
Controle van de stroomopwaartse dynamische druk
De druk moet worden gemeten met een drukmeter van 0 ÷ 80 mbar.
De drukaansluiting bevindt zich meestal in de buurt van de gasaanslui-
ting op de voeding.
•
De afsluitkraan stroomopwaarts van de apparatuur sluiten (Afb. 1);
•
de schroef van de drukaansluiting losdraaien (Afb. 3);
•
het detectieinstrument plaatsen (drukmeter);
•
de afsluitkraan stroomopwaarts van de apparatuur openen (Afb. 2);
•
De branders op volle kracht inschakelen en de door de drukmeter
waargenomen druk aflezen.
Na het voltooien van de detectie:
•
De afsluitkraan stroomopwaarts van de apparatuur sluiten (Afb. 1).
•
De schroef met de gasafdichting weer op zijn plaats monteren en de
afsluitkraan stroomopwaarts van de apparatuur openen (Afb. 2) en
controleer of er gaslekken zijn.
Indien de gemeten druk 20% lager is dan de nominale druk (bijv.
G20 20 mbar ≤ 17 mbar), de installatie onderbreken en contact
opnemen met uw gasbedrijf.
Indien de gemeten druk 20% hoger is dan de nominale druk
(bijv. G20 20 mbar ≥ 25 mbar), de installatie onderbreken en
contact opnemen met uw gasbedrijf.
De fabrikant verleent geen garantie voor de apparatuur indien de gasdruk lager of ho-
ger is dan de hierboven beschreven waarden.