10
NL
Installatie
1. Let erop dat de lading is aangesloten en dat deze in werkende staat
verkeert.
2. Isoleer de stroomtoevoer naar het circuit bij het apparaat dat het meest
verbruikt.
3. Sluit de controller via het klemmenblok aan. Fasetoevoer naar de L-klem,
Nultoevoer naar de N-klem.
4. Koppel voor directe schakeltoepassingen L met COM en haal de uitgang
van de NO-klem.
5. Zet het menuwieltje TIME op AUTO OFF door het helemaal linksom te
draaien
6. Zet het menuwieltje LUX op LATE door het helemaal rechtsom te draaien.
7. Zet het menuwieltje DIFF (differentieel) halverwege.
8. Start het apparaat op.
9. De lampen gaan pas branden wanneer er weinig omgevingslicht is.
10. Pas het LUX-niveau en het differentieel aan met behulp van de ommezijde
van de handleiding.
11. Zet het menuwieltje TIME ten slotte op AUTO OFF of in de gewenste
tijdsinstelling.
Het LUX-niveau instellen
1. Het beste moment om het LUX-niveau in te stellen is wanneer het apparaat net aan moet gaan.
2. Laat de menuwieltjes TIME en DIFF zoals eerder ingesteld.
3. Draai het menuwieltje LUX heel langzaam linksom naar de stand EARLY totdat de lampen aangaan.
4. Er is een vertraging van 2 minuten om onbedoeld schakelen te voorkomen. Dit wordt automatisch uitgeschakeld als het menuwieltje
LUX wordt gedraaid en vervolgens automatisch na nog eens 2 minuten weer ingesteld.
5. Door het menuwieltje LUX naar EARLY te draaien, schakelt het apparaat eerder op de dag in, d.w.z. wanneer de
omgevingsomstandigheden lichter zijn. Door het menuwieltje LUX naar LATE te draaien, schakelt het apparaat later op de dag in,
d.w.z. wanneer de omgevingsomstandigheden donkerder zijn.
Het differentieel instellen
1. Nadat het apparaat aan is gegaan, wordt het differentieel gebruikt om te bepalen bij welke lichtmeting het weer moet uitschakelen. Dit
is alleen relevant in de stand AUTO OFF.
2. Als het differentieel op het minimum is ingesteld, dan schakelt het apparaat uit als er slechts een klein beetje meer licht wordt
gemeten dan het niveau waarop wordt ingeschakeld.
3. Als het differentieel op het maximum is ingesteld, dan schakelt het apparaat uit als er veel meer licht wordt gemeten dan het niveau
waarop wordt ingeschakeld.
4. Als het apparaat bijvoorbeeld tijdens de schemering moet inschakelen, dan zet u het differentieel lager (linksom) als u wilt dat de
lampen vroeg in de morgen weer uit gaan. Zet het differentieel hoger (rechtsom) als u wilt dat de lampen weer uit gaan als het veel
lichter is.
5. Het differentieel is ook handig als het apparaat de lampen kan zien die het regelt. In dit geval voorkomt het differentieel
pendelbeveiliging.
