●
Bij onderhoudswerkzaamheden moet eerst de veer volle-
dig worden ont-spannen - behalve bij het vervangen van
de kabel (zie Vervanging van de kabel). Het is uiterst
gevaarlijk om de veerbehuizing uit elkaar te halen, aange-
zien de veer kan losspringen. Dit is dan ook streng verbo-
den.
●
Het is streng verboden om de gewichtscompensator te
gebruiken zonder de meegeleverde veiligheidscompo-
nenten (neerstortbeveiliging, veerbreukbeveiliging enz.).
●
Een borgingsketting die onder het neerstorten van de
gewichtscompensator te lijden heeft gehad dient meteen
te worden vervangen. Tegelijkertijd moet dan de be-hui-
zing mee vervangen worden.
Installatie
Voor het instellen van de gewichtscompensator moet wor-
den gecontroleerd of de voorziening waaraan de gewichts-
compensator en de neerstortbeveiliging bevestigd worden,
voldoende stabiliteit laat zien. De gewichtscompensator is
bij type 7251 van een draai- en zwenkbare veiligheidshaak
(2), bij type 7261 van een zwenkbare ophangoog voorzien.
Bij het installeren van de gewichtscompensator dient als
volgt te werk worden gegaan:
●
Gewichtscompensator aan de veiligheidsophanging (2)
zo ophangen, dat het apparaat in iedere werkrichting vrij
kan pendelen en bewegen (DIN 15112 dl. 3.2).
●
Meegeleverde neerstortbeveiliging (4) onafhankelijk van
de veiligheidsophanging (2) volgens DIN 15112 dl. 3.2
bevestigen. De eventuele valweg mag daarbij maximaal
100 mm bedragen. De neerstortbeveiliging mag de
beweeglijkheid van de gewichtscompensator niet beper-
ken.
●
Last aan de schroefkarabijnhaak aan de kabeleinde han-
gen, schroefkarabijnhaak sluiten en dopmoer aan de
schroefkarabijnhaak verschroeven.
●
Gewichtscompensator op werklast instellen (zie beschrij-
ving Instellen van het draagvermogen).
●
Indien er lastangen met de gewichtscompensator wor-
den gebruikt, dient de gewichtscompensator i.v.m. lek-
stroom geïsoleerd te worden opgehangen (VDE 0100 §
19 en VDE 0545).
Instellen van de kabellengte
De gewichtscompensator wordt af fabriek geleverd met een
lange kabel zodat de kabellengte speciaal aan de omstan-
digheden ter plaatse kan worden aangepast. De kabellengte
wordt versteld met behulp van de kabelkoppeling (7). Als de
kabel is verlengd of ingekort moet het losse uiteinde van de
kabel met behulp van de meegeleverde persklem (8) (resp.
met een klem volgens DIN 3093 dl. 1 t/m 3) worden ver-
perst; het uitstekende uiteinde van de kabel dient dan vlak-
sluitend te worden afgesneden.
Er moet tussen de kabelklem en de kabelkoppeling
een minimumafstand overblijven van 100 mm (resp.
200 mm bij type 7261).
Instellen van de ophanging
Om de slijtage van de kabels en de trommel zoveel mogelijk
te beperken kan men de ophanging fijn instellen. Daartoe
dient men de haak van de ophanging langs de bout zodanig
te verstellen dat de gewichtscompensator binnen het werk-
bereik vrijwel horizontaal hangt.
De afstand van de haak links boven de spleet in de behui-
zing bedraagt al naar gelang het draagvermogen, gerela-
teerd aan de betreffende maximale last (fabrieksinstelling):
7251-01 = ca. 8 mm
7251-09 = ca. 1 mm
7251-02 = ca. 9 mm
7251-10 = ca. 1 mm
7251-03 = ca. 10 mm
7251-11 = ca. 1 mm
7251-04 = ca. 11 mm
7251-05 = ca. 12 mm
7251-23 = ca. 8 mm
7251-06 = ca. 13 mm
7251-24 = ca. 9 mm
7251-07 = ca. 14 mm
7251-25 = ca. 10 mm
7251-08 = ca. 1 mm
7251-26 = ca. 11 mm
7261-01 = ca. 15 mm
7261-04 = ca. 15 mm
7261-02 = ca. 15 mm
7261-05 = ca. 15 mm
7261-03 = ca. 15 mm
7261-06 = ca. 15 mm
Daarvoor als volgt te werk gaan: de klemschroef (3) van de
ophanging losdraaien, de ophanging dienovereenkomstig
verschuiven, de klemschroef (3) weer vastdraaien.
Instellen van het draagvermogen
In de fabriek is de gewichtscompensator ingesteld op maxi-
mumlast naar type / constructie.
●
Bij aangehangen last een steeksleutel sleutelwijdte 19 op
de wormschroef (9) zetten. De sleutel zo ver in de richting
van het symbool „-” draaien, tot een gewichtscompensa-
tie van de aanhangende werklast precies bereikt is.
●
Het instellen van de minimale draaglast mag alleen in de
uittrekkingssector tussen volledig ingetrokken kabel en
1,5 meter (7251) resp. 0,75 m (7261) uittrekking plaats-
vinden, omdat anders de veerbreukbeveiliging in werking
kan komen. Als de veerbreukbeveiliging reeds in werking
is gekomen dient de veer eerst in de „+” richting voor-
zichtig tot aan de aanslag (op blokkering) te worden
voorgespannen en door daarna aandraaien van de
wormschroef (9) in de „-” richting opnieuw op de draag-
last te worden ingesteld.
●
De veer niet te ver ontspannen daar ze anders onher-
stelbaar wordt beschadigd! Volledig ontspannen van
de veer mag alleen bij niet aangehangen last plaats-
vinden!
●
Binnen het draaglastbereik van de gewichtscompensator
(volgens de gegevens op het typeplaatje (1)) kan een tra-
ploze in-stelling worden uitgevoerd: Lichtere draaglasten
worden door draaien van de wormschroef (9) in de „-”
richting, zwaardere in de „+”-richting bereikt. Buiten het
op het typeplaatje (1) aangegeven draaglastbereik mag
de gewichtscompensator niet worden gebruikt.
M.b.v. de manuele arrêtering bij type 7251 0000 23...26 kan
de kabelintrekking worden geblokkeerd als er een bepaalde
positie wordt bereikt. Daarvoor de ketting naar beneden
trekken om de pen uit de arrêteerbout te verwijderen. De
kabeltrommel wordt weer in gang gezet door opnieuw aan
de ketting te trekken en de pen in de arrêteerbout te steken.
De manuele arrêtering mag niet voor het vervangen van
de last worden ingezet!
Kabelintrekbegrenzing/
Instellen van de kabeluittrekking
Verstellen van de kabelintrekbegrenzing is door het los-
draaien van de schroeven en simpelweg verschuiven van de
elastische kabelintrekbe-grenzing (5) en de kabelklem (6)
binnen de kabeluittrekking mogelijk. De schroeven van de
kabelklem dienen nadat de instelling heeft plaatsgevonden
vast aan te worden gedraaid.
De maximale kabeluittreklengte mag (ook bij verlengde
kabel) niet worden overschreden! Als aanslag dient de
van fabriekswege aangebrachte persklem.
15
Summary of Contents for 7251
Page 2: ...7251 ...
Page 3: ...7261 ...