106
| Nederlands
2 610 A12 916 | (4.3.10)
Bosch Power Tools
f
Laat het ingeschakelde meetgereedschap
niet onbeheerd achter en schakel het meet-
gereedschap na gebruik uit.
Andere perso-
nen kunnen door de laserstraal verblind wor-
den.
Het meetgereedschap wordt ter bescherming
van de batterijen automatisch uitgeschakeld
wanneer het zich langer dan 2 uur buiten het
zelfwaterpasbereik bevindt of de schokwaar-
schuwing langer dan 2 uur geactiveerd is (zie
„Automatisch waterpassen rotatielaser”,
pagina 107). Positioneer het meetgereedschap
opnieuw en schakel het weer in.
Functies rotatielaser
Overzicht
Alle drie gebruiksmodi zijn in horizontale en ver-
ticale stand van het meetgereedschap mogelijk.
Rotatiefunctie
De rotatiefunctie wordt in het
bijzonder geadviseerd bij ge-
bruik van de laserontvanger.
U kunt tussen verschillende ro-
tatiesnelheden kiezen.
Lijnfunctie
In deze functie beweegt de va-
riabele laserstaal binnen een be-
perkte openingshoek. Daardoor
wordt de zichtbaarheid van de
laserstraal ten opzichte van de
rotatiefunctie verbeterd. U kunt
uit verschillende openingshoe-
ken kiezen.
Puntfunctie
In deze functie wordt de beste
zichtbaarheid van de variabele la-
serstraal bereikt. Deze dient bij-
voorbeeld voor het eenvoudig
overbrengen van hoogten of voor
het controleren van rooilijnen.
Rotatiefunctie
(150/300/600 min
-1
)
Na het inschakelen bevindt het meetgereed-
schap zich in de rotatiefunctie met gemiddelde
rotatiesnelheid.
Als u van de lijn- naar de rotatiefunctie wilt gaan,
drukt u op de toets voor de rotatiefunctie
5
. De
rotatiefunctie start met gemiddelde rotatiesnel-
heid.
Als u de rotatiesnelheid wilt veranderen, drukt u
opnieuw op de toets voor de rotatiefunctie
5
tot
de gewenste snelheid bereikt is.
Tijdens werkzaamheden met de laserontvanger
dient u de hoogste rotatiesnelheid te kiezen. Bij
werkzaamheden zonder laserontvanger vermin-
dert u voor een betere zichtbaarheid van de la-
serstraal de rotatiesnelheid en gebruikt u de la-
serbril
29
.
Lijnfunctie, puntfunctie
(10°/25°/50°, 0°)
Als u naar de lijnfunctie of de puntfunctie wilt
gaan, drukt u op de toets voor lijnfunctie
11
. Het
meetgereedschap gaat over naar de lijnfunctie
met de kleinste openingshoek.
Voor de verandering van de openingshoek drukt u
op de toets voor lijnfunctie
11
. De openingshoek
wordt in twee stappen vergroot. Tegelijkertijd
wordt de rotatiesnelheid bij elke stap verhoogd.
Als u de toets voor lijnfunctie
11
voor de derde
keer indrukt, gaat het meetgereedschap na kort
heen en weer bewegen over naar de puntfunctie.
Opnieuw indrukken van de toets
11
leidt terug
naar de lijnfunctie met de kleinste openingshoek.
Opmerking:
Vanwege de traagheid kan de laser
in geringe mate over de eindpunten van de laser-
lijn heen bewegen.
Voor het positioneren van de laserlijn of de la-
serpunt binnen het rotatievlak draait u de rota-
tiekop
10
met de hand in de gewenste positie of
gebruikt u de afstandsbediening
25
.
Rotatievlak bij verticale stand draaien
Bij een verticale stand van het meetgereedschap
kunt u laserpunt, laserlijn of rotatievlak met be-
hulp van de afstandsbediening
25
om de vertica-
le as draaien. Raadpleeg daarvoor de gebruiks-
aanwijzing van de afstandsbediening.
OBJ_BUCH-757-005.book Page 106 Thursday, March 4, 2010 1:50 PM