9
GESATINEERDE OPPERVLAKKEN VAN ROESTVRIJ STA-
AL
•
Maak de oppervlakken schoon met een doek of spons met
water en gewone, niet-schurende reinigingsmiddelen. Wrijf
de doek in de richting van de satinering. Spoel de doek vaak
uit en maak het apparaat goed droog.
•
Gebruik geen schuursponzen of andere voorwerpen van
ijzer.
•
Gebruik geen chemische producten die chloor bevatten.
•
Gebruik geen scherpe voorwerpen die de oppervlakken kun-
nen krassen of beschadigen.
VERCHROOMDE PLAAT (GLOEIPLAATHAARD)
•
Reinig het oppervlak terwijl u deplaat op een middelhoge
temperatuur houdt (circa 80-100°C). Gebruik een doek of
spons met water en azijn. Spoel de doek vaak uit en maak
het apparaat vervolgens goed droog.
•
Gebruik geen schuursponsen of schuurpoeder.
•
Gebruik geen chemische producten die chloor bevatten.
•
Gebruik geen scherpe voorwerpen die de oppervlakken kun-
nen krassen of beschadigen.
ONDERHOUDSINSTRUCTIES
AANWIJZINGEN VOOR DE ONDERHOUDSMONTEUR
De fabrikant van het apparaat kan niet verantwoordelijk
worden geacht voor eventuele schade die veroorzaakt
wordt door het niet naleven van de hieronder vermelde
verplichtingen.
•
Lees deze handleiding aandachtig door. Hierin vindt u be-
langrijke informatie over de veiligheid bij de installatie, het
gebruik en het onderhoud van het apparaat.
•
Schakel de elektrische voeding van het apparaat uit (indien
aanwezig), alvorens enige handeling te verrichten.
•
De installatie, aanpassing aan een ander gastype en het on-
derhoud van het apparaat moeten worden uitgevoerd door
gekwalificeerd personeel dat hiertoe geautoriseerd is door
de fabrikant, in overeenstemming met de geldende veili-
gheidsvoorschriften en de instructies in deze handleiding.
•
Stel het model van het apparaat vast. Het model staat aan-
gegeven op de verpakking en op het typeplaatje van het ap-
paraat.
•
Installeer het apparaat alleen in vertrekken met voldoende
ventilatie.
•
Dek de luchtinlaat- en uitlaatopeningen van het apparaat niet
af.
•
Maak de onderdelen van het apparaat niet onklaar.
INBEDRIJFSTELLING
Na de installatie, aanpassing aan een ander gastype of on-
derhoudswerkzaamheden moet de werking van het apparaat
worden gecontroleerd. In het geval van storingen moet de pa-
ragraaf'Oplossen van storingen', verderop in deze handleiding
worden geraadpleegd.
Stel het apparaat in werking volgens de instructies en de
aanwijzingen voor het gebruik die te vinden zijn in het ho-
ofdstuk 'INSTRUCTIES VOOR HET GEBRUIK', en controleer
het volgende:
•
de stroomwaarden van elke fase.
•
de inschakeling van de verwarmingselementen.
15 OPLOSSEN VAN STORINGEN
GLASKERAMIEKPLAAT
Het geselecteerde stralingselement wordt niet warm
Mogelijke oorzaken:
•
Controleer de smeltkleppen.
•
Hoofdschakelaar van de elektrische voeding niet ingescha-
keld.
•
Voedingsspanning onvoldoende, of onjuiste elektrische aan-
sluiting van het apparaat.
•
De energieregelaar is defect.
•
Element defect of slecht aangesloten (interne weerstand do-
orgebrand).
De verwarming kan niet worden geregeld
Mogelijke oorzaken:
•
De regelthermostaat van de temperatuur is defect.
KOOKPLAAT GLOEIPLAATHAARD
De plaat wordt niet warm.
Mogelijke oorzaken:
•
Controleer de smeltkleppen.
•
Hoofdschakelaar van de elektrische voeding niet ingescha-
keld.
•
Voedingsspanning onvoldoende, of onjuiste elektrische aan-
sluiting van het apparaat.
•
De regelthermostaat van de temperatuur is defect.
•
Element defect of slecht aangesloten (interne weerstand do-
orgebrand).
De verwarming kan niet worden geregeld
Mogelijke oorzaken:
•
De regelthermostaat van de temperatuur is defect.
ELEKTRISCHE OVEN
Het apparaat wordt niet warm.
Mogelijke oorzaken:
•
De regelthermostaat van de temperatuur is defect.
•
De verwarmingselementen zijn defect.
•
De veiligheidsthermostaat is geactiveerd.
De verwarming kan niet worden geregeld
Mogelijke oorzaken:
•
De regelthermostaat van de temperatuur is defect.
16 VERVANGING VAN ONDERDELEN
AANWIJZINGEN VOOR DE VERVANGING VAN ONDER-
DELEN.
•
Schakel de elektrische voeding van het apparaat uit (indien
aanwezig), alvorens enige handeling te verrichten.
•
Controleer telkens wanneer er een onderdeel van het gascir-
cuit vervangen is of er geen lekken zijn op de verbindingspun-
ten met het circuit zelf.
•
Controleer na de vervanging van een onderdeel van het
elektrische circuit of de verbinding met de bedrading in orde
is.
•
Wees voorzichtig bij het vervangen van de stralingselemen-
ten, en bijzonder goed op hij het hanteren en terugplaatsen
van de onderdelen.