
De integriteit van de katheter controleren
1.
Leg de console stil.
2.
Koppel de opstartkit los van de katheter. Plaats op aseptische
wijze op de juiste manier een dop op de katheter en de
opstartkit.
3.
Vul een spuit van 10 ml met sliptip met steriele fysiologische
zoutoplossing.
4.
Sluit de spuit aan op de IN-luerconnector van de
katheter en maak de OUT-dop los. Infundeer 10 ml
fysiologische zoutoplossing – de oplossing moet uit de
OUT-luerconnector lopen.
5.
Plaats een dop op de OUT-luerconnector en trek 5 ml vacuüm.
Houd dit ten minste 10 seconden in stand. Er moet ongeveer
4 ml fysiologische zoutoplossing, maar geen bloed, in de spuit
komen en u moet het vacuüm kunnen aanhouden.
6.
Laat het vacuüm afnemen en plaats een dop op de IN-
luerconnector.
De integriteit van de opstartkit controleren
1.
Controleer op zichtbare lekkage.
2.
Verwijder de slang uit het aanvoerkanaal van de pomp
en inspecteer de slang op beschadiging (zet hem weer
op zijn plaats als er geen sprake van beschadiging is).
3.
Controleer of er bronnen van vloeistofverlies zijn langs de slang
die van de pomp naar de patiënt loopt.
•
Controleer of de slang is beschadigd en/of er lucht
in aanwezig is.
•
Inspecteer alle lueraansluitingen en draai ze zo nodig aan
(gebruik geen instrumenten om de lueraansluitingen aan
te draaien).
•
Opmerking.
Condensatie aan de buitenkant van de slang
is normaal.
4.
Controleer op dezelfde wijze de slang die van de patiënt
naar de pomp loopt. Inspecteer de zak met fysiologische
zoutoplossing om er zeker van te zijn dat hij niet per ongeluk
beschadigd is (de zakwand kan bijvoorbeeld door de spike
beschadigd zijn).
5.
Volg de slang van de zak met fysiologische zoutoplossing naar
de pomp.
De onderstaande instructies bevatten aanvullende waarschuwingen
en voorzorgsmaatregelen.
Benodigde materialen
De katheter gereedmaken en inbrengen
Opmerking.
Dankzij zijn radiopake markeringsband kan de katheter
tijdens en na het inbrengen gemakkelijker worden geïdentificeerd
door visualisatie onder röntgendoorlichting. Het proximale uiteinde
van de proximale ballon is voorzien van één markeringsband. De tip
van de katheter bevat bariumsulfaat om hem radiopaak te maken.
De proximale poort bevindt zich 3,5 cm proximaal van de proximale
markeringsband.
Ga aseptisch te werk.
Let op.
Uitsluitend plaatsen via de vena jugularis, vena subclavia
of vena femoralis.
Let op.
De IN- en OUT-luerlocks op deze katheter zijn speciaal
vervaardigd en zijn uitsluitend bestemd voor aansluiting op de in
Benodigde materialen vermelde opstartkit.
1.
Plaats de patiënt in rugligging.
2.
Reinig en ontsmet de punctieplaats en leg er een doek over.
3.
Verwijder de katheter voorzichtig uit de verpakking, maar laat
de membraanafdekking op de katheter.
De katheter gereedmaken
1.
Verwijder de doppen van de IN- en OUT-luerconnectors. Terwijl
de katheterafdekking op zijn plaats zit, vult u de spuit (van 5 ml
of groter) met steriele fysiologische zoutoplossing en brengt
u de spuit op de vrouwelijke IN-luerconnector aan.
WAARSCHUWING.
Injecteer nooit positieve druk in de
IN-luerconnector terwijl de dop van de OUT-luerconnector
op zijn plaats zit.
2.
Injecteer voorzichtig fysiologische zoutoplossing door de
katheter totdat de oplossing uit de OUT-luerconnector
tevoorschijn begint te komen.
3.
Spoel met behulp van een spuit van 5 ml of groter de distale,
proximale en mediale infuusluerconnectors door met steriele
fysiologische zoutoplossing. Klem de proximale en mediale
infuusluerconnectors af of plaats er de injectiedoppen op.
Plaats geen dop op de distale luerconnector zodat de
voerdraad kan passeren.
Let op.
Prime de
infuusluerconnectors van de katheter altijd
alvorens de katheter in de patiënt in te brengen.
4.
Verwijder de membraanafdekking van de katheter.
Als er weerstand wordt ondervonden bij het verwijderen
van de membraanafdekking van de katheter, moet de
membraanafdekking met steriele fysiologische zoutoplossing
worden doorgespoeld. Inspecteer de katheter om te controleren
of de lucht uit het membraan van de warmtewisselaar is
verwijderd. Inspecteer de katheter op lekken.
Let op.
Veeg de gecoate katheter niet overmatig af.
Veeg de katheter niet af met een droog gaasje, omdat dit
de kathetercoating kan beschadigen. Vermijd het gebruik van
alcohol, antiseptische oplossingen of andere oplosmiddelen
om de katheter vooraf te behandelen, omdat dit onvoorziene
veranderingen aan de coating kan toebrengen en de veiligheid
en werking van het hulpmiddel kan beïnvloeden.
WAARSCHUWING.
Snijd niet in de katheter om de lengte aan
te passen.
De katheter inbrengen
1.
Verkrijg toegang tot de vena jugularis, vena subclavia of
vena femoralis met behulp van de gebruikelijke percutane
technieken. De toegang moet worden gehandhaafd met een
voerdraad van 0,032 inch (0,81 mm). Zie de Gebruiksaanwijzing
voor voerdraden.
WAARSCHUWING.
Probeer niet om een OTN-introducernaald
die geheel of gedeeltelijk uit zijn katheter is teruggetrokken,
opnieuw in te brengen.
Aantal
Beschrijving
1
Quattro-katheterkit voor percutane toegang
1
zak van 500 ml met steriele fysiologische
zoutoplossing (niet meegeleverd)
1
opstartkit (afzonderlijk verkrijgbaar)
•
standaardslang van 6 ft (183 cm) of
•
verlengslang van 9 ft (274 cm)
1
Coolgard 3000- of Thermogard XP-console
(afzonderlijk verkrijgbaar)
1
katheter-conveniencekit [uitsluitend voor (CO)]
1
YSI-400-temperatuursonde (niet meegeleverd)