E
HET INSTELLEN VAN DE TEMPERATUUR (BIJ KOELEN OF VERWARMEN)
Na het inschakelen van de airconditioner kunt u de temperatuur aanpassen.
Temperatuur verlagen
Druk de
H
toets in: 1 x indrukken verlaagt de ingestelde temperatuur met 1°C.
Temperatuur verhogen
Druk de
G
toets in: 1 x indrukken verhoogt de ingestelde temperatuur met 1°C.
Weergave groen signaal op display binnenunit (geldt voor type TIN 539):
-
Dit toont de actuele en ingestelde temperatuur.
-
De aangegeven kamertemperatuur kan iets afwijken van de actuele
kamertemperatuur. Als referentie gebruiken.
Indicatiebereik kamertemperatuur 21 - 30° C. De in te stellen temperatuur
varieert tussen 16 - 31° C.
Kamertemperatuur binnen indicatiebereik:
De ingestelde temperatuur (brandend lampje) en de kamertemperatuur
(knipperend lampje) worden getoond.
Kamertemperatuur of ingestelde temperatuur buiten indicatiebereik:
-
Indien de kamertemperatuur of ingestelde temperatuur 31°C of hoger is,
verschijnt 30°C op het display.
-
Indien de kamertemperatuur of ingestelde temperatuur 21° C of lager is,
verschijnt 21° C op het display.
Kamertemperatuur en ingestelde temperatuur gelijk:
-
Het corresponderende lampje brandt.
Opmerkingen bij het gebruik van de functie ‘VERWARMEN’
•
De effectieve werking van de airconditioner is afhankelijk van de
buitentemperatuur.
•
Ontdooistand; Als de buitentemperatuur erg laag is schakelt de unit, indien
nodig, automatisch in de ontdooistand voor 2 à 10 minuten. Gedurende deze
tijd wordt de werking van de airconditioner onderbroken.
•
Voorverwarmingsfunctie; Wanneer de timer ON staat meet de airconditioner
1 uur voor de ingestelde tijd de kamertemperatuur en schakelt de unit indien
nodig voortijdig in.
OPMERKINGEN!
G
-
Bij de automatische bedieningsfunctie kan de temperatuur wel ingesteld
worden (m.u.v. het ontvochtigen), maar wordt deze niet weergegeven in
het display.
-
Indien de omgevingstemperatuur te hoog is, kan het voorkomen dat de
ingestelde kamertemperatuur niet bereikt wordt.
1
1
1
64