1
65
Opmerkingen bij het gebruik van de functie ‘ONTVOCHTIGEN’
•
Bij gebruik van deze functie kan de snelheid van de ventilator niet worden
gewijzigd.
•
In deze stand draaien de ventilatoren van de binnen- en buitenunit niet
continu.
•
Bij een kamertemperatuur van 13 °C of lager kan deze functie niet gebruikt
worden.
F
AANPASSEN VENTILATORSNELHEID EN RICHTING LUCHTSTROOM
De ventilatorsnelheid past zich automatisch aan de kamertemperatuur aan.
Aanpassen ventilatorsnelheid
U kunt de luchtstroom wijzigen door de toets ‘ventilatorsnelheid’ in te drukken;
bij iedere druk op de toets verandert de snelheid, zie hierboven.
Instellen richting luchtstroom
•
De luchtstroom omhoog en omlaag uitsluitend met de afstandsbediening
instellen.
•
De luchtstroom naar links en rechts vóór inschakeling van het apparaat met
de hand instellen.
LET OP!
G
Met gebruik van de afstandsbediening wordt de verticale luchtstroomrichting
automatisch aangepast aan de volgende functies:
-
KOELEN en ONTVOCHTIGEN, als de airconditioner 1 uur draait met de
luchtstroom naar beneden gericht, wordt de luchtstroom automatisch op
zo’n niveau ingesteld dat er geen condenswater kan druppelen.
-
Tijdens het verwarmen of ontdooien worden de horizontale bladen ingesteld
op een naar boven gerichte luchtstroom om te voorkomen dat u last krijgt
van koude lucht.
-
Om de gehele ruimte snel op de gewenste temperatuur te krijgen dient u de
maximale ventilatorsnelheid te kiezen.
Stand ventilator
Sterkte luchtstroom
LAAG
Zachte luchtstroom
MIDDEN
Middelmatige luchtstroom
HOOG
Krachtige luchtstroom
Kamertemperatuur
Start werking unit
< 0 °C
50 min. vóór ingestelde tijd
0 - 5 °C
40 min. vóór ingestelde tijd
5 - 10 °C
30 min. vóór ingestelde tijd
> 10 °C
20 min. vóór ingestelde tijd