66
1.9 1.9 GAS AANSLUITING
Sluit de oven aan op aansluiting (A) met behulp van metalen
buizen, hetzij in gegalvaniseerd staal of koper, op zichtbare
plaatsen.
Gebruik nooit slangen om de oven op de gasleiding aan te
sluiten.
Het apparaat moet worden aangesloten op een aan-uit-hoofd-
ventiel dat eenvoudig te bedienen is.
Gebruik een 3-delig metalen verbindingsstuk voor verbin-
ding tussen de buis en de oven om verwijdering te verge-
makkelijken.
Gebruik de originele materialen voor de afdichting van de
schroefdraad. Deze zijn speciaal geschikt ook voor LPG.
Het apparaat moet aangesloten worden met het geschikt type gas (hoofdstuk 1.4).
Het type gas is aangegeven op de plaat met de aanduiding “rating”.
2.0 CONTROLE OP GASLEK
Controleer de oven ,nadat deze is geïnstalleerd. Dit kan gedaan worden door fittingen met zeepwater te poet
-
sen. Bubbels bewijzen dat er een gaslek is.
2.1 OMZETTING NAAR VERSCHILLENDE GASSOORTEN
De tabellen 18A, B en C beduiden:
- welk type gas kan worden gebruikt voor de oven.
- de toebehoren die worden gebruikt.
- het nummer dat in tabel TAB1 is aangegeven, is ook gestempeld op de sproeikoppen.
Volg de instructies in tabel 18A om de oven naar het lokale
gas-type om te zetten en voer de onderstaande stappen
uit:
- Vervang het mondstuk van de hoofdbrander (UM).
- Bevestig het zelfklevende lipje dat aangeeft welk nieuw
type gas wordt gebruikt.
- De sproeiers en kleeflippen worden bij de oven geleverd.
Controleer de werking van de oven na aanpassing.
2.1A CONTROLE VAN DE VOORZIENING VAN DE GASDRUK
Gebruik voor het meten van de gastoevoerdruk een manometer met een
minimale definitie van 0,1 mbar.
Verwijder de schroef van het druk testpunt M en sluit de manometer aan
op het testpunt.
Voer de meting uit met de ovenverwarming.
BELANGRIJK! ALS DE TOEVOER VAN DE GASDRUK NIET BINNEN
DE NORMEN VAN TABEL 18C VALT(MIN. - MAX) , SCHAKEL DE
OVEN DAN METEEN UIT EN NEEM CONTACT OP MET UW GASMAA-
TSCHAPPIJ.
NL