d) Selecteer functiemenu en functies
Na het inschakelen is het apparaat automatisch op de meting van de lengte van datakabels
ingesteld.
• Druk kort op de knop
EXIT (9)
om van het datakabelmeetmenu
naar het functiemenu te schakelen. Het functiemenu verschijnt.
De volgende functies staan ter beschikking:
- “Cable Test”: Kabellengten controleren/meten
- “Velocity of propagation”: Snelheidsfactor bepalen
- “History”: Opslag van gemeten waarden en gegevens tot de
volgende uitschakeling.
- “Setting”: Wijzig de instellingen op het apparaat
• Druk op de knoppen (1) of (8) om een functie te kiezen.
• Druk op de knop
TEST OK
(3) om een functie te bevestigen.
Alle functies worden gedetailleerd beschreven in de volgende
hoofdstukken.
10. Test uitvoeren
a) Kabel aansluiten
• Verbind de netwerkkabel die moet worden gecontroleerd met de netwerkkabelaansluiting (6)
met de RJ45-aansluiting.
• Coaxiale kabels met te testen BNC-verbindingen kunnen met behulp van de BNC-kabel op
de BNC-coaxkabelaansluiting (5) worden aangesloten.
• Als u kabels wilt testen zonder geschikte stekker (BNC), gebruikt u de juiste BNC-adapter.
- Gebruik de BNC-adapter met krokodillenklemmet bij open kabeleinden door de
krokodillenklemmen erop te klemmen.
- De meetlijnen met BNC-stekker gebruikt u voor verbindingen met coaxkabels bijv. zonder
BNC-stekker.
Sluit altijd maar één kabel aan tijdens het testen om fouten te voorkomen.
De kabellengte van een adapterkabel moet worden afgetrokken van het meetresultaat
bij het berekenen van een gemeten totale lengte.
61