8. Ingebruikname
Het apparaat mag in geen enkel geval worden aangesloten op onder stroom
staande installaties/kabels. Dit moet ook in acht worden genomen bij het plaatsen en
vervangen van de batterijen.
a) Batterijen plaatsen/vervangen
• Open het batterijvak (10) (klik erop en trek het deksel van het batterijvak eruit).
• Plaats twee batterijen van het type AA/mignon (batterijen zijn inbegrepen) in overeenstemming
met de pooltekens in het batterijvak (10). Let daarbij op de polariteitsspecificaties in het
batterijvak (houd rekening met plus/+ en min/-).
• Verwijder de lege batterijen bij het vervangen van batterijen, voordat u de nieuwe plaatst.
Zorg ervoor dat u de batterijen vervangt wanneer het “batterijsymbool” op het LCD-
display rood knippert. Het drukken van knoppen zorgt voor het flikkeren van het
scherm en de nauwkeurigheid van de metingen kan worden beïnvloed.
9. Algemene bediening
a) Plaatsen
• Plaats het product met de achterkant plat op een vlak, glad oppervlak. Beweeg het, indien
mogelijk, niet tijdens een test.
b) Aan- en uitzetten
• Druk op de knop
EXIT (9)
en houd hem ongeveer 3 seconden ingedrukt om de kabeltester
in te schakelen. Het LCD-display (4) gaat aan. Er klinkt een pieptoon om het inschakelen te
bevestigen.
• Druk op de knop
EXIT (9)
en houd hem ongeveer 3 seconden ingedrukt om de kabeltester
uit te schakelen. Het LCD-display (4) gaat uit. Er klinkt een pieptoon om het uitschakelen te
bevestigen.
c) Automatische uitschakeling
De kabeltester wordt na een bepaalde tijd zonder enige bediening uitgeschakeld om stroom
te sparen. Een uitschakelperiode van 10 minuten zonder invoer is vooraf ingesteld. U kunt
deze uitschakeltijd aanpassen aan uw wensen. Lees hiervoor het hoofdstuk “14. Apparaat-
instellingen” in hoofdstuk “14. Apparaat-instellingen” in sectie “Stel tijd in voor automatische
uitschakeling “Auto OFF time” om de instelling uit te voeren.
60