81
c) Meten van weerstand
Controleer of alle te meten aansluitpunten, schakelingen en componenten evenals andere meetob-
jecten volledig spanningsloos en ontladen zijn.
Ga als volgt te werk om weerstand te meten:
- Kies met de draaischakelaar het meetbereik Ω. De kleine stroomwaarden onder
de meetbereiken geven de meetstroom aan.
- Verbind het zwarte meetsnoer met de COM-bus (6) en het rode meetsnoer met de
VΩ-bus (7).
- Stel de nulstand in met de instelknop (3).
- Controleer of de drukknop “Vrms/Vp-p” (9) niet is ingedrukt.
- Houd beide meetpennen tegen elkaar en wacht tot de wijzer zich gestabiliseerd
heeft. Er moet een waarde van ongeveer 0 ohm worden aangegeven. Stel bij een
afwijking de wijzer met de 0 ohm-instelregelaar (8) bij naar 0 ohm. Controleer dit
altijd wanneer u het meetbereik wijzigt. Als deze instelling niet mogelijk is, moeten
beide microbatterijen (AAA) vervangen worden.
- Verbind nu de beide meetstiften met het meetobject
- Lees de meetwaarde af op de schaal “Ω”. Vermenigvuldig de aangegeven waarde met het meetbereik om de meet-
waarde te verkrijgen (bijvoorbeeld 100 Ω (aflezing) x 10 kΩ (meetbereik) = 100 x 10 000 = 1 MΩ (meetwaarde).
- Zet na voltooiing van de meting de draaischakelaar in de positie “OFF” om de multimeter uit te schakelen.