76
• Op veiligheidsgronden en om vergunningsredenen is het eigenmachtig ombouwen en/of wijzigen van
het apparaat niet toegestaan.
• Raadpleeg een vakman als u twijfelt aan de werking, de veiligheid of de aansluiting van het apparaat.
• Meetapparaten en toebehoeren zijn geen speelgoed. Houd deze buiten bereik van kinderen!
• In commerciële instellingen moet de hand worden gehouden aan de ongevallenpreventievoorschriften
van de bedrijfsverenigingen voor elektrische installaties en bedrijfsmiddelen.
• In scholen, opleidingscentra, hobbyruimten en doe-het-zelf-werkplaatsen moet geschoold personeel op
verantwoordelijke wijze toezicht houden op het gebruik van meetapparaten.
• Controleer vóór elke spanningsmeting of het meetapparaat niet in een verkeerd meetbereik staat.
• Haal vóór elke wijziging van het meetbereik de meetpennen van het meetobject.
• De spanning tussen de aansluitpunten van het meetapparaat en de aardpotentiaal mag niet hoger zijn
dan 500 V DC/AC in CAT III.
• Wees bijzonder voorzichtig in het geval van wisselspanningen (AC) > 33 V en gelijkspanningen (DC)
> 70 V. Zelfs bij dergelijke spanningen kunt u een levensgevaarlijke elektrische schok krijgen bij contact
met de elektrische kabels.
• Controleer vóór elke meting het meetapparaat en de meetsnoeren op beschadiging(en). Voer nooit me-
tingen uit als de beschermende isolatie beschadigd is (gescheurd, ontbreekt, enz.). De meegeleverde
meetsnoeren zijn voorzien van een slijtage-indicator. Bij beschadiging wordt er een tweede isolatielaag
van een verschillende kleur zichtbaar. Gebruik in dat geval het meetsnoer niet langer en vervang het.
• Let erop dat u tijdens metingen de te meten aansluitpunten/meetpunten niet aanraakt (ook niet indirect)
om een elektrische schok te vermijden. Ga tijdens het meten met uw handen niet voorbij de voelbare
handvatmarkeringen op de meetpennen.
• Gebruik de multimeter niet kort voor, tijdens, of kort na een onweersbui (blikseminslag! / energierijke
overspanningen!). Zorg dat uw handen, schoenen, kleding, vloer, meetapparaat, meetsnoeren, schake-
laars, schakelcomponenten, enz. droog zijn.
• Gebruik het meetapparaat niet in ruimten en onder ongunstige omgevingsomstandigheden waar brand-
bare gassen, dampen of stoffen aanwezig zijn of kunnen zijn.
• Vermijd gebruik in de onmiddellijke nabijheid van sterke magnetische of elektromagnetische velden,
zendantennes en HF-generatoren. De gemeten waarde kan daardoor onjuist zijn.
• Als een veilige werking van het apparaat niet langer mogelijk is, stop dan met het gebruik van het ap-
paraat en beveilig het tegen toevallig gebruik. Ga ervan uit dat veilig gebruik niet langer mogelijk is als:
- het apparaat zichtbaar beschadigd is
- het apparaat niet langer werkt
- het apparaat gedurende een lange periode in ongunstige omstandigheden werd opgeborgen
- na zware transportbelastingen
• Schakel het meetapparaat nooit onmiddellijk in nadat het uit een koude ruimte in een warme ruimte is
overgebracht. De condens die daardoor ontstaat, kan het apparaat beschadigen. Laat het apparaat
uitgeschakeld op kamertemperatuur komen.
• Laat het verpakkingsmateriaal niet zonder toezicht achter. Kinderen kunnen ermee spelen wat tot ge-
vaarlijke situaties kan leiden.
• Neem ook de veiligheidsinstructies in de afzonderlijke hoofdstukken in acht.