107
6. Veiligheidsvoorschriften
Lees aandachtig de gebruiksaanwijzing en let in het bijzonder op de veiligheidsvoorschriften. Als
u de veiligheidsvoorschriften en de informatie met betrekking tot het correct gebruik in deze ge-
bruiksaanwijzing niet volgt, zijn wij niet aansprakelijk voor de resulterende persoonlijke letsels/
materiële schade. Bovendien vervalt In zulke gevallen de garantie.
• Om veiligheids- en keuringsredenen is het eigenmachtig ombouwen en/of veranderen van het toestel
niet toegestaan.
• Raadpleeg een vakman wanneer u twijfelt over de werking, veiligheid of aansluiting van het toestel.
• Meetapparaten en accessoires zijn geen speelgoed; houd deze buiten bereik van kinderen!
• In industriële omgevingen dienen de Arbovoorschriften ter voorkoming van ongevallen met betrekking
tot elektrische installaties en bedrijfsmiddelen in acht te worden genomen.
• In scholen, opleidingscentra, hobbyruimten en werkplaatsen moet door geschoold personeel voldoende
toezicht worden gehouden op de bediening van meetapparaten.
• Zorg ze bij elke meting voor dat het meetapparaat zich in de juiste meetfunctie bevindt.
• Bij gebruik van meetstiften zonder afdekkappen mogen metingen tussen meetapparaat en aardpotenti-
aal niet boven de meetcategorie CAT II worden uitgevoerd.
• Bij metingen in de meetcategorie CAT III en CAT IV moeten de meetsitften met afdekkappen (max. 4 mm
vrije contactlengte) worden gebruikt om ongewilde kortsluitingen tijdens het meten te vermijden. Deze
worden meegeleverd.
• Vóór elke wisseling van het meetfunctie moeten de meetstiften van het meetobject worden verwijderd.
• De spanning tussen meetapparaat en aardpotentiaal mag niet meer zijn dan 1000 V DC/AC in CAT III
resp. 600 V DC/AC in CAT IV.
• Wees vooral voorzichtig bij de omgang met spanningen >33 V wissel- (AC) resp. >70 V gelijkspanning
(DC)! Reeds bij deze spanningen kunt u door het aanraken van elektrische geleiders een levensgevaar-
lijke elektrische schok krijgen.
• Om een elektrische schok te voorkomen, dient u ervoor te zorgen dat u de te meten aansluitingen/
meetpunten tijdens de meting niet (ook niet indirect) aanraakt. Pak tijdens het meten de meetstiften niet
boven de tastbare handgreepmarkeringen vast.
• Controleer voor elke meting uw meetapparaat en de meetleidingen op beschadiging(en). Voer in geen
geval metingen uit als de beschermende isolatie beschadigd (gescheurd, verwijderd enz.) is. De mee-
geleverde meetkabels hebben een slijtage-indicator. Bij schade wordt een tweede, anderskleurige iso-
leerlaag zichtbaar. Het meetaccessoire mag niet meer worden gebruikt en moet worden vervangen.
• Gebruik de multimeter nooit kort voor, tijdens, of kort na een onweersbui (blikseminslag! / energierijke
overspanningen!). Zorg dat uw handen, schoenen, kleding, de vloer, schakelingen en onderdelen van
de schakeling enz. absoluut droog zijn.