Batterijen plaatsen en vervangen
• Open het batterijvak aan de onderkant door de twee schroeven van het batterijvakdeksel los
te draaien en het deksel er vervolgens af te halen.
• Leg drie batterijen van het type AAA/Micro met de juiste polariteit in het batterijvak (rekening
houden met plus/+ en minus/-).
• Plaats het deksel weer op het batterijvak en schroef het weer vast.
• U moet de batterijen vervangen zodra het contrast van de display sterk afneemt, of als u
het apparaat niet meer kan inschakelen. Een batterijpictogram geeft ook de status van de
batterijen weer via een staafdiagram.
Bediening
a) In-/uitschakelen
• Druk kort op de toets „ “ (6) om de luxmeter in of uit te schakelen.
• Als geen toetsen worden ingedrukt, schakelt de luxmeter na ongeveer 3 - 5 minuten automa-
tisch uit om stroom te besparen.
Deze automatische beëindiging kan worden uitgeschakeld. Om dit te doen, schakelt
u de luxmeter zoals gewoonlijk in door de toets „ “ (6) kort in te drukken.
Houd de toets „ “ (6) vervolgens 1 seconde ingedrukt, het symbool „ “ verdwijnt.
Als de automatische beëindiging opnieuw geactiveerd moet worden, houdt u de toets „ “ (6)
nogmaals 1 seconde ingedrukt, het symbool „ “ verschijnt in de display.
Plaats de beschermkap (11) altijd op de sensor (10) als er geen metingen worden
verricht.
b) Meting van de verlichtingssterkte (Lux/Fc) uitvoeren
• Zet de luxmeter aan.
• Verwijder de beschermkap (11) van de sensor (10).
• Houd de sensorbehuizing met de sensor zodanig dat het te meten licht zo loodrecht mogelijk
op de sensor valt.
• Afhankelijk van de eenheid die u nodig hebt („Fc“ wordt gewoonlijk alleen in de VS gebruikt),
drukt u kort op de toets „LX/FC/CD“ (3) om tussen de meeteenheid „Lux“ of „Fc“ te schakelen
(„Lux“ = verlichtingssterkte lx, „Fc“ = „footcandle“).
De meetwaarde die wordt aangegeven op de display is afhankelijk van de lichtinval op de sensor.
Als de waarde een hoger bereik heeft, wordt de weergave van
de waarden met een 5e en 6e cijfer uitgebreid (zie het voor-
beeld in de afbeelding aan de rechterkant, waarde = 399900
Lux).
Hierbij worden de eenheden en tientallen vertegenwoordigd
door kleinere cijfers, omdat bij hoge meetwaarden, de grote
cijfers doorslaggevend zijn en de eenheden en tientallen on-
derhevig zijn aan tolerantie/afwijkingafwijking.
Als u de toets „LX/FC/CD“ (3) langer dan 1 seconde indrukt, gaat u naar de meet-
modus voor de lichtsterkte (eenheid „cd“, Candela), zie volgende paragraaf c).
• Om de weergegeven meetwaarde te „bevriezen“ (data-hold-functie), drukt u kort op de toets
„HOLD L.S.“ (9). Rechtsboven in de display wordt „HOLD“ weergegeven.
Druk opnieuw op de toets „HOLD L.S.“ (9) om deze modus te verlaten.
• Als de meting is afgerond, plaatst u de beschermkap (11) op de sensor (10) en schakelt u
de luxmeter uit.
c) Meting van de lichtsterkte (cd)
• Zet de luxmeter aan.
• Verwijder de beschermkap (11) van de sensor (10).
• Houd de toets „LX/FC/CD“ (3) gedurende 1 seconden ingedrukt. De weergave van de meet-
waarde verdwijnt, rechtsboven verschijnt „CD“ en rechtsonder knippert de eenheid „m“ (me-
ter) of „ft“ (Eng. „feet“ = voet = 30,48 cm).
• Selecteer de gewenste eenheid met de toets „
S
“ (4) of „
F
“ (8).
• Druk kort op de „LX/FC/CD“-toets (3). De afstandswaarde knippert nu in de display (afstand
tussen de lichtbron en de sensor).
Standaard is de afstand „1 m“ of „3,28 ft“.
• Stel de afstand in met de toets „
S
“ (4) of „
F
“ (8). Voor een snelle instelling dient u de be-
treffende toets langer ingedrukt te houden. Instelbaar is een waarde van 0,01 - 30,47 m of
0,01 - 99,99 ft..
• Druk kort op de „LX/FC/CD“-toets (3).
• De meetwaarde wordt nu in de display weergegeven.
De lichtsterkte wordt als volgt berekend:
Lichtsterkte (cd) = verlichtingssterkte (lux) x afstand
d) Data-hold-functie
Tijdens de meting verandert de meetwaarde die is aangegeven in de display afhankelijk van
de lichtinval op de sensor (10).
Om de meetwaarde beter te kunnen aflezen (of om deze op te slaan), kunt u een da-
ta-hold-functie activeren. Om dit te doen, drukt u tijdens de meting kort op de toets „HOLD
L.S.“ (9). De weergegeven meetwaarde wordt „bevroren“ en verandert niet langer, zodat deze
gemakkelijker kan worden afgelezen of opgeslagen.
Rechtsboven in de display verschijnt „HOLD“.
Druk opnieuw kort op de toets „HOLD L.S.“ (9) om deze modus te verlaten. De melding „HOLD“
verdwijnt weer.
e) Kalibratiefunctie
• Zet de luxmeter aan.
• Plaats de beschermkap (11) op de sensor (10).
• Druk kort op de toets „ZERO“ (5).
• In de display wordt een paar seconden „AdJ“ weergegeven. De luxmeter wordt nu gekali-
breerd en de weergave wordt op „0.00“ teruggezet.
Als in de display „CAP“ wordt weergegeven, dan is de beschermkap niet volledig of
niet correct geplaatst, omdat de sensor te veel licht mist. Voer de kalibratieprocedu-
re dan eventueel in een iets donkerdere omgeving uit.
Als de aanduiding „CAP“ niet verdwijnt, schakel de luxmeter dan kort uit en vervol-
gens weer in.
f) Aanduiding van maximum-, gemiddelde en minimumwaarde
Dit is alleen mogelijk bij de meting van de verlichtingssterkte (Lux/Fc), maar niet bij
de meting van de lichtsterkte (cd).
• Druk tijdens de meting meerdere malen kort op de toets „
S
“, om tussen de volgende modi te
schakelen (de actuele modus wordt boven de meetwaarde weergegeven):
„MAX“ De luxmeter geeft alleen de hoogste gemeten waarde weer.
„AVG“ De gemiddelde waarde wordt voortdurend berekend en weergegeven.
„MIN“
De luxmeter geeft alleen de laagste gemeten waarde weer.
• Om deze modus te verlaten, houdt u de toets „
S
“ (4) ongeveer een seconde ingedrukt. De
aanduiding van de modus („MAX“, „AVG“ of „MIN“) verdwijnt weer uit de display.
g) Correctieparameters selecteren/wijzigen/opslaan
Lichtbronnen hebben verschillende kleurnuances. Opdat de meetwaarden van de lichtsterkte
kunnen worden vergeleken, zouden verschillende sensoren nodig zijn.
Dit is bij een lux-meter „MS200” niet noodzakelijk, omdat het de lichtsterkte (lux/Fc) via een
instelbare correctiefactor (9 verschillende geheugens beschikbaar) automatisch kan omreke-
nen en weergeven.
Voorbeelden voor de correctiefactor:
Lichtbron
Correctiefactor
Gloeilampen/Daglicht
1,000
Daglichtwitte led’s
0,990
Rode led’s
0,516
Barnsteengele led’s
0,815
Groene led's
1,216
Blauwe led’s
1,475
Paarse led’s
1,148
Neonbuizen wit
0,870
Neonbuizen blauw
1,286
Neonbuizen groen
1,167
Neonbuizen rood
0,671
De bij de correctiefactor „1,000” weergegeven meetwaarde, heeft betrekking op een conventi-
onele gloeilamp met een lichtkleur van 2856K (lichtsoort A).
Meer informatie hierover vindt u in overeenkomstige vakliteratuur, of in het internet.
De luxmeter is voorzien van 9 opslagmogelijkheden (L1....L9) voor correctieparameters (aan-
duiding „Light Source“ op de onderste displayregel; met de actuele actieve correctieparameter).
De in de display weergegeven meetwaarde kan hiermee, indien nodig, automatisch worden
gecorrigeerd.
Voorbeeld:
Gemeten waarde: 2000 lux, correctiefactor 1,200:
Aanduiding op de display: 2400 lux (2000 x 1,200 = 2400)
Zorg er bij een meting altijd voor dat de correcte correctieparameter is geselecteerd,
omdat de weergegeven waarde anders niet juist is.
Als er geen correctie nodig is, gebruik dan de correctieparameter „1,000“ (stel in
een van de 9 opslaggeheugens de correctieparameter „1,000“ in en selecteer dit
geheugen voor de weergave van de ongecorrigeerde meetwaarden).