CV ..-..-.E / -.MTEM / -.R
13
NL
ELEKTRISCHE AANSLUITING
1. De elektrische verwarmers zijn ontworpen voor aansluiting op enkel fase, twee fase of drie fase wisselspanning. Bekijk het
aansluitschema dat bij de verwarmer hoort. Op de deksel van de aansluitkast staan alle relevante elektrische gegevens.
2. De verwarmer moet met behulp van een vaste, ronde installatiekabel voorzien worden van een voedingsspanning. De kabel dient
uitgerust te zijn met een fitting welke ervoor zorg draagt dat de isolatie klasse gewaarborgd blijft. Het standaard ontwerp gaat uit van
IP43. Op verzoek kan de isolatieklasse verhoogt worden naar IP55. Indien de isolatieklasse verhoogt is naar IP55 is de verwarmer
uitgerust met gemonteerde kabelfittingen.
3. Het moet niet mogelijk zijn voeding op het verwarmingselement te schakelen zonder dat de ventilator is opgestart. Gelijktijdig
inschakelen van de ventilator en verwarmer is mogelijk.
4. Het moet niet mogelijk zijn voeding van de ventilator eerder uit schakelen dan dat de verwarmer is uitgezet. Gelijktijdig uitschakelen
van de ventilator en verwarmer is mogelijk.
5. Verwarmer dient voorzien te zijn van een werkschakelaar met een minimale contact afstand van 3 mm.
6. Het installeren dient te geschiedden door een erkend elektrotechnisch installateur.
7. De verwarmers zijn ontworpen volgens deze standaarden: SEMKO 111 FA 1982 / EN 60335-1 / EN 60335-2-30.
8. De verwarmers voldoen aan de eisen volgens de huidig gebruikte EMC standaard CENELEC EN 50081-1 en EN 50082-1. De
verwarmers zijn CE en EMC gekeurd en voorzien van keurmerk op de deksel.
9. De verwarmers zijn voorzien van een S kenmerk; getest en beproefd door SEMKO
10. De verwarmer is uitgerust met twee oververhittingbeveiligingen (1 met handmatige reset functie) welke de verwamer beschermen
tegen oververhitting indien de luchtstroom te laag is of een fout in het systeem is opgetreden.
11. Er dient een tekening aanwezig te zijn in de centrale groepenkast waarop te zien is wat de locaties en de vermogens van de
verwarmers zijn. Tevens dient de tekening voorzien te zijn van de oplossing die gemaakt is om oververhitting van de verwarmers tegen
te gaan.
12. Omdat het sensorcircuit, bij type -.MTEM, niet galvanisch gescheiden is van de voedingsspanning, dient er met de montage van de
sensoren rekening gehouden te worden met het voltage dat op de klemmenstrook aanwezig is.
MECHANISCHE MONTAGE
1. De verwarmers is ontworpen om direct tussen spiraal gefelst kanaal te monteren en wordt middels schroeven vast gezet.
2. De luchtstroom moet volgens de pijl op de verwarmer door het apparaat stromen.
3. De verwarmer kan in horizontaal of verticaal kanaal gemonteerd worden. De kanaalverwarming mag alleen worden aangesloten
op kanalen die zijn gemaakt van onbrandbaar materiaal dat bestand is tegen hoge en lage temperaturen. De aansluitkast kan vrij
gepositioneerd worden in de opwaartse- of zijdelingse richting met een max. van 90º. De aansluitkast naar beneden richten is
NIET
toegestaan.
4. De lucht aanzuig van de verwarmer dient zo afgeschermd te zijn dat het op geen
manier mogelijk is de verwarmingselementen aan te raken.
5. Er dient een waarschuwing bij de uitblaas opening aanwezig te zijn dat deze niet afgedekt mag worden.
6. Na de verwarmer dient er een kanaalstuk gemonteerd te zitten dat
minimaal tweemaal de diameter bedraagt. Ander zal het risico
van ongelijkmatige verdeling van de lucht in de verwarmer een oververhitting en derhalve een uitschakeling van het element kunnen
veroorzaken. Voorbeeld: model CV 16 = > min. 320mm, CV 40 => min. 800mm.
7. De verwarmers kunnen volgens de normaal geldende regels voor het isoleren van kanaalstukken geïsoleerd worden. Echter dient het
isolatie materiaal onbrandbaar te zijn. De deksel van de aansluitkast dient vrij te blijven van isolatie i.v.m. het zichtbaar blijven van het
type plaatje.
8. De delen van het ventilatiesysteem waarin verwarmers zijn gemonteerd dienen toegankelijk te zijn en blijven. Dit i.v.m. onderhoud en
vervanging van elementen.
9. De afstand tussen de metalen omkasting van de verwarmer en elk hout of ander brandbaar materiaal dient
minimaal 30mm zijn.
10. De maximale omgevingstemperatuur voor de verwarmer bedraagt 40ºC voor de verwarmers
zonder geïntegreerde regeling (types
-.E en -.R).
11. De maximale omgevingstemperatuur voor de verwarmer bedraagt 30ºC voor de verwarmers
met geïntegreerde regeling (type
-.MTEM).
12. Luchtsnelheid door de verwarmer mag
niet lager zijn dan 1,5 m/s.
13.
De maximale uitgaande temperatuur mag niet hoger zijn dan 50ºC.
ONDERHOUD
Er is geen onderhoud noodzakelijk naast een periodieke controle van de functies.
OVERVERHITTING
Indien de manueel resetbare oververhittingbeveiliging is aangesproken dient het volgende ondernomen te worden:
1. De verwarmer dient niet open gemaakt te worden door andere dan een elektrotechnisch installateur.
2. Schakel de voedingsspanning uit.
3. Onderzoek de reden waarom de beveiliging in werking is getreden.
4. Indien de oorzaak is verholpen kan de resetknop ingedrukt worden.
Содержание CV Series
Страница 21: ...CV E MTEM R 21...
Страница 23: ...CV E MTEM R 23...
Страница 35: ...CV E MTEM R 35...
Страница 39: ...CV E MTEM R 39 RU CV E R...
Страница 62: ...CV M MTU MTX MTP 22...
Страница 67: ...CV M MTU MTX MTP 27 CV 1MTUL 230V...
Страница 88: ...CV M MTU MTX MTP 48 RU CV M...
Страница 89: ...CV M MTU MTX MTP 49...
Страница 90: ...CV M MTU MTX MTP 50...
Страница 91: ...CV M MTU MTX MTP 51...
Страница 116: ...24 CV...
Страница 126: ...34 CV...
Страница 139: ...47 CV...
Страница 151: ...59 CV...
Страница 183: ...31 CV...
Страница 187: ...35 CV...
Страница 191: ...39 CV...
Страница 198: ...46 CV...
Страница 199: ...47 CV...