33
32
Reminstelling (afb. 11)
Bij een afnemende remkracht door slijtage van de wielen kan het remblokje afge-
steld worden. De rem moet zodanig ingesteld worden, dat beide wielen gelijk-
matig afremmen. De afstand tussen remblok en wieloppervlak dient ca. 2–3 mm
te bedragen. Na een vervanging van de wielen moet de reminstelling eveneens
nagekeken en, al naar behoefte, opnieuw afgesteld worden.
1.
Draai de contramoer los.
2.
Stel de remkracht in doordat u de kabelspanner naar binnen of naar buiten draait.
3.
Controleer de remfunctie doordat u de wielen draait en de remhefbomen
bedient. De wielen dienen vrij te draaien, maar bij het remmen onmiddellijk te
stoppen. Bij een vastgezette rem mogen de wielen niet beginnen te bewegen.
4.
Draai de contramoer weer vast aan.
5.
Ingeval van onzekerheden adviseren wij, u voor de correcte instelling van de rem tot uw dealer te richten.
Zitje
Activeer de parkeerrem voordat u op het zitje gaat zitten. Ga altijd compleet en met de r ug in rijdrichting op de zitting zit-
ten. Leun niet tegen de zitting. Zittend leun niet op de kanten of nach achteren van de rollator. Daardoor zou de stabiliteit
van de rollator in gevaar gebracht kunnen worden. Gebruik de stoel niet op een schuine ondergrond. Let erop dat de voor-
wielen parallel met de looprichting staan. De zitting werd getest voor een gebruikersgewicht van maximaal 150 kg.
Overwinnen van hindernissen met ondersteuning van het traphulpmiddel
De traphulp is ontworpen om het onderhandelen over vlakke trappen en stoepranden te vergemakkelijken. Hij is al aan
beide zijden van het frame tussen de achterwielen gemonteerd. Voordat u de opstapkruk gebruikt, moet u ervoor zorgen
dat u veilig op één been kunt staan. Oefen het gebruik ervan met een assistent indien nodig. Als u een obstakel, bijvoorbe-
eld een stoeprand, moet overwinnen, rij dan met de rollator recht in de richting van het obstakel totdat de twee voorwielen
evenwijdig aan elkaar staan en direct voor het obstakel (afb. 12). Trek de remhendels met beide handen omhoog zodat
beide achterwielen geremd worden. Druk met uw rechter- of linkervoet zachtjes op de opstapkruk en trek tegelijkertijd
beide handgrepen naar u toe (afb. 13). Wanneer het zwaartepunt van de rollator zich boven de achterwielen bevindt, laat u
de remhendels gelijktijdig en langzaam los zodat u de rollator op de achterwielen in de richting van het obstakel kunt laten
rollen (afb. 14). Trap de remmen weer gelijkmatig in. Nu kunt u de voorwielen met geactiveerde remmen op het obstakel
laten zakken. Laat de remmen los en duw de rollator naar voren tot hij volledig op het obstakel staat (afb. 15).
afb. 12
afb. 13
afb. 14
afb. 15
afb. 11
kabelspanner
contramoer
afb. 16
afb. 17
afb. 19
afb. 18
Stokhouder
Met de stokhouder kunt u uw wandelstok gemakkelijk en veilig aan de rollator bevestigen en hebt u hem dan ook altijd bij
de hand. U kunt de stokhouder naar keuze aan het rechtse of linkse frame van uw rollator bevestigen. Draai met het bijge-
voegde gereedschap de fixeerschroef los en speld het mandje aan het onderste uiteinde rond het verticale frame van de
rollator (afb. 17). Let erop dat de mand naar buiten wijst. Steek de fixeerschroef door de voorziene opening (afb. 18). Draai
de schroef weer vast opdat de stokhouder niet kan loskomen (afb. 19). Ga bij de bevestiging van de bovenste houder op
dezelfde manier te werk. Deze wordt aan het bovenste uiteinde van de verticale framestang bevestigd.
Bewaar het gereedschap indien u de stokhouder anders wenst te positioneren of wenst te verwijderen.
Wanneer u uw stok wenst te bevestigen of wenst los te maken, zet u de remmen van uw rollator vast opdat deze niet kan
wegrollen. Plaats ter bevestiging van uw stok eerst het rubberbuffer in de onderste mand van de stokhouder.Duw vervol-
gens de schacht van uw stok in de bovenste clip van de stokhouder totdat deze bevestigd is. Om de stok te verwijderen,
trekt u hem krachtig uit de clip. De bevestigde stok kan uit uw rollator steken. Wees uiterst omzichtig om met de stok niet
te blijven hangen of andere personen te verwonden.
Algemene verzorging en reiniging
Rollator
Houd de rollator vrij van vuil om hem functioneel te houden. De rollator kan worden gereinigd met lauw water, neutrale
commerciële en huishoudelijke reinigingsmiddelen en een zachte doek om het vuil te verwijderen, en vervolgens worden
afgespoeld en gedroogd. Ultrana Ultra-Clean intensive of Ultrana CWC 2000 zijn geschikt voor reiniging en desinfectie.
Er mag geen water in de leidingen komen. Na het schoonmaken of na de regen droogt u de rollator grondig af met een
droge, schone doek. Maak ook de remblokken en veren regelmatig schoon. Gebruik geen schurende, bijtende of blekende
reinigingsmiddelen. Gebruik geen metalen borstels of andere scherpe schoonmaakmiddelen voor het reinigen. Verdere rei-
nigingsinstructies voor hergebruik en voor het wisselen van patiënten zijn te vinden onder het Hygiëneplan.
Gebruik de rollator niet bij temperaturen
van minder dan –35 °C en meer dan +60 °C.
Tas
In de tas kunnen geen voorwerpen comfortabel getransporteerd
worden. De binnenzakken zijn bijvoorbeeld geschikt om sleutels
of een portemonnee op te bergen. De tas mag met maximaal 5 kg
belast worden. Met de geïntegreerde handgrepen zijn ze gemakke-
lijk vast te haken en weer af te nemen (afb. 20).
afb. 20
–35°C
60°C