3. VOERTUIGBESTURING:
Trek de snelheidsregelaar voorzichtig in om te starten en naar voren
te rijden. Trek de snelheidsregelaar voorzichtig nog verder in om sneller
te rijden
Remmen en achteruit rijden
Schuif de snelheidsregelaar voorzichtig naar voren om te remmen, totdat het
voertuig stilstaat of afremt. Schuif de snelheidsregelaar nogmaals naar voren
o
Afb. 5
Zet het voertuig op de grond, met de achterkant naar u toe gericht. Verbind de kabels van de accu en
de motor in het voertuig met elkaar (afb. 1). Let op dat vóór het starten de trimregelaars voor snelheid
en besturing (TH. TRIM en ST. TRIM) in de middelste stand staan.
Houd bij het inschakelen de juiste volgorde aan:
zet de ON/OFF-schakelaar op de
afstandsbediening in de stand “ON” (afb. 2). Beide power-lampjes op de afstandsbediening branden
bij volledig opgeladen status rood en groen (afb. 3). Zet vervolgens de ON/OFF-schakelaar op het
voertuig in de stand “ON” (afb. 4).
Twee geluidssignalen geven aan: het voertuig is klaar voor gebruik.
Let goed op:
bij het uitschakelen van het voertuig en de afstandsbediening moet eerst de ON/
OFF-schakelaar aan de zijkant van het voertuig op “OFF” worden gezet (verg. afb. 4). Zet pas daarna
ook de ON/OFF-schakelaar van de afstandsbediening op “OFF” (verg. afb. 2). Als u dit niet doet, kan
onbedoeld een rijopdracht worden gegeven waardoor het voertuig vanzelf wegrijdt en aanzienlijke
schade kan veroorzaken.
Trek de antennekabel door de antennehouder en zet deze aan het einde vast met de rubberen dop (afb. 5).
Snij echter de rest van de antennekabel niet af!
Rijden met het voertuig
1. VOORBEREIDINGEN VOOR DE START:
Afb. 4
Afb. 2
Afb. 1
Afb. 3
2. TRIMMEN VAN SNELHEID EN BESTURING:
Goed trimmen is de basisvoorwaarde voor een probleemloos rijgedrag van het voertuig. Het instellen is eenvoudig, maar vergt enig geduld en gevoel. Volg de aanwijzingen nauwkeurig op:
Wanneer de wielen van het
voertuig zonder sturen naar links
of rechts wijzen...
rechts wijzen, draai
ng in de tegengestelde
richting, totdat de wielen recht staan en het voertuig rechtuit rijdt. Het trimmen
kan het beste worden uitgevoerd als het voertuig langzaam rijdt.
Als het voertuig zonder aanraking van de snelheidsregelaar vooruit of
achteruit rijdt, draai dan net zolang de trimregelaar voor de snelheid
(TH. TRIM) in de tegengestelde richting, totdat het voertuig uit zichzelf
tot stilstand komt.
Wanneer het voertuig zonder
aanraken van de snelheidsregelaar
vooruit of achteruit rijdt...
Draai het stuurwiel naar links (als het voertuig met de achterkant naar u
toe wijst
Draai het stuurwiel naar rechts (als het voertuig met de achterkant naar u
toe wijst) om een bocht naar rechts te maken.
Tip:
met de omkeerschakelaars
voor de snelheidsregelaar (TH) en
de besturing (ST) kan de werking
van de betreffende regelaar worden
omgekeerd. Verander de instellingen
alleen als het voertuig en de
afstandsbediening uitgeschakeld zijn.
Nederlands
Vooruit rijden
g
aanraken van de snelheidsreg
g
g
vooruit of achteruit rijdt..
g
d
er
lan
ds
W
voer
Als de wiele
e
e
n van
dan de trimregela
richting totdat de
k de snelheidsregelaar voor
o zichtig in
jden. Trek de snelheidsregelaar voorz
jd
Vooruit r
Remmen en ach
er de wielen van het
onder sturen naar links
rechts wijzen...
rtuig zonder sturen
n
n
naar links of
de besturing (ST. TRIM) net zolan
e wielen recht staan en het voertuig recht
Wannee
rtuig zo
of
g
n het vo
o
e
aar voor
e wielen
n.
et stuurwiel naar links (als het voertuig
t) om een bocht naar links te maken.
g
g
om achteruit te rijden.
Draai het stuurwiel naar re
r
r
chts (als he
oe wijst) om een bocht naar rechts te
18