![Reely ROAD 40 95 98 Скачать руководство пользователя страница 115](http://html1.mh-extra.com/html/reely-road/40-95-98/40-95-98_operating-instructions-manual_1432189115.webp)
115
De programmeerkaart biedt de volgende instelmogelijkheden:
1. „Cut Off Voltage“ (uitschakelspanning)
Opdat het niet tot een diepontlading van de LiPo-rijaccu komt, moet de rijregelaar vanaf een bepaalde accuspanning
de motor uitschakelen.
In de basisinstelling „Auto LiPo“ meet de rijregelaar na het inschakelen de accuspanning en geeft het cellenaantal
door geluidssignalen weer (4 geluidssignalen = 4 cellen). De automatische uitschakeling van de motor gebeurt afhan-
kelijk van de ingestelde cellenspanning (zie volgend punt 12).
De instelling „None“ mag uitsluitend bij NiMH-accu‘s worden gebruikt. Omwille van de hoge nood aan stroom en de
slechts geringe kostenbesparing raden wij echter aan om uitsluitend LiPo-rijaccu‘s voor het voertuig te gebruiken. Hier
mag de instelling „None“ niet worden gebruikt!
De vaste instellingen „5 V“, „6 V“ en „9 V“ mogen voor het voertuig niet worden gebruikt.
De instelling „12 V“ is mogelijk, hier wordt de motor bij een cellenspanning van 3,0 V (12 V / 4 = 3 V) uitgeschakeld.
Deze instelling mag echter uitsluitend worden gebruikt als u geen volledig opgeladen LiPo-rijaccu‘s aan de rijregelaar
aansluit. In dit geval kan het namelijk gebeuren dat de rijregelaar alleen een 3-cellige rijaccu herkent, wat tijdens het
rijden tot de diepontlading voert.
2. „Auto-LiPo Cut off Volts/cell“ (Spanning per cel bij automatische uitschakeling)
Zoals reeds hierboven onder punt 1 verklaard, moet de rijregelaar vanaf een bepaalde cellenspanning de motor
uitschakelen om de LiPo-rijaccu tegen diepontlading te beschermen. In de basisinstelling „Auto LiPo“ (zie hierboven
onder punt 1) meet de rijregelaar na het inschakelen de accuspanning en geeft het cellenaantal door geluidssignalen
weer (4 geluidssignalen = 4 cellen).
Als uitschakelspanning per cel kunt u een waarde tussen „3,0 V“..... „3,5 V“ instellen.
Een LiPo-cel heeft een nominale spanning van 3,7 V; volledig opgeladen heeft ze een spanning van ma-
ximum 4,2 tot 4,24 V. Onder een spanning van 3,0 V bestaat het gevaar voor diepontlading, waardoor de
programmeerkaart geen lagere spanning toelaat.
3. „Drag Brake“ (motorrem)
Als de gashendel op de zender uit de instelling vooruit naar de neutrale stand wordt gebracht, wordt de motorrem ge-
activeerd. De functie komt overeen met de motorrem van een „echte“ auto, als u de voet van het gaspedaal neemt.
De motorrem kan in meerdere niveaus worden ingesteld (0% = uitgeschakeld, 100% = maximale waarde).
4. „Brake Strength“ (remkracht)
Met de ingestelde waarde wordt vastgelegd, hoe hoog de remwerking is (gas-/remhendel op de zender zonder pauze
van de greep weg bewegen in de richting achteruit rijden, zie hoofdstuk 9. h). Bij gladde ondergrond moet een lagere
waarde worden ingesteld opdat het voertuig bij het remmen niet uitbreekt.
De remkracht kan in meerdere niveaus worden ingesteld (0% = uitgeschakeld, 100% = maximale waarde).
5. „Punch Control“ (aanrijdynamiek)
Met de instelling kunt u de aanrijdynamiek instellen, hoe snel het voertuig bij het vertrekken versnelt. Hoe hoger de
instelling, hoe meer de motor en aandrijving worden belast en hoe hoger de stroom bij het opstarten van het voertuig.
Bij een ondergrond met een goede grip kan een te hoge instelling ertoe leiden dat het voertuig omwille van het hoge
draaimoment naar achter omslaat.
De aanrijdynamiek kan in meerdere niveaus worden ingesteld (0% = langzaam, 100% = maximale waarde).
Содержание 40 95 98
Страница 130: ...130 ...
Страница 131: ...131 ...