71
d) Telescoopantenne op de zender monteren
Indien de telescoopantenne afzonderlijk werd meegeleverd, dan moet deze van boven af in de betrokken opening van
de zender worden geschoven en vastgedraaid. Gebruik bij het vastschroeven van de antenne geen geweld, gebruik
geen gereedschap!
e) Accu’s/batterijen in de zender plaatsen
Schuif de afdekking van het batterijvak aan de onderzijde van de zender af en plaats 8 accu’s resp. 8 batterijen in de
zender. Let hierbij op de juiste polariteit (plus/+ en min/-). Sluit het batterijvak weer.
f) Zender inschakelen
Voor het accupack in het voertuig met de rijdregelaar mag worden verbonden, moet de zender worden ingeschakeld.
Zet de aan/uit-schakelaar van de zender in de stand ‘I’ (- aan). De rode LED ‘BATT’ gaat branden.
Als de LED knippert, zijn de batterijen resp. accu’s in de zender bijna leeg, en moeten ze zo snel
mogelijk door nieuwe worden vervangen.
g) Aansluiten van het accupack
Voor u het accupack op de rijdregelaar aansluit, neemt u de zender van de afstandsbediening in gebruik (zie hoofdstuk
9. d), e) en 9. f).
Om te vermijden dat de wielen plots beginnen te draaien en
zodoende ook het voertuig begint te rijden (bijv. als de
trimming voor de aandrijving versteld is), moet u het
modelvoertuig op een geschikt stuk karton o.i.d. (zie
afbeelding rechts, pos. 1) plaatsen, zodat de wielen bij een
storing vrij kunnen draaien.
Sluit nu pas het accupack aan op de rijdregelaar.
h) Rijdregelaar inschakelen
Schuif de schakelaar van de rijdregelaar in de stand ‘ON’ (= aan) en controleer de aandrijf- en de stuurfuncties van het
voertuig.
In de regel is de door de fabrikant uitgevoerde voorinstelling correct, en zijn er geen wijzigingen nodig.
Indien de aandrijving van het voertuig start, niettegenstaande de gashefboom van de zender in de middelste stand
staat, dan kan de rijdregelaar geprogrammeerd worden. Houd hiervoor rekening met hoofdstuk 11.
Afb. 4