Nederman FlexPAK 40050150, Руководство пользователя

Страница: 193 / 317

FlexPAK
5.2.2 Controleer de automatische start- en
stopfunctie
Deze procedure werkt alleen bij gebruik van de
standaard PLC-instellingen.
• Druk op de stand-by/bedrijfsknop om de unit in de
stand-bymodus te zetten.
De unit mag niet starten voordat een klep geopend
wordt op een werkstation, waardoor de microscha-
kelaar van het werkstation geactiveerd wordt, of
voordat op de teststart-/filterreinigingsknop ge-
drukt wordt, zie Afbeelding 8 bovenaan en Para-
graaf 8.3 Filterreiniging in bedrijfsmodus .
Wanneer de klep gesloten wordt, schakelt de unit
over op de stationaire modus en na een vertraging
van circa 10 seconden wordt een filterreiniging uitge-
voerd.
Na een extra tijdvertraging van circa 12 minuten gaat
de unit in de stand-bymodus.
De filterreinigingsvertraging wordt ingesteld door het
DIR_tijdrelais en de stopvertraging wordt ingesteld
door het SSR_tijdrelais.
• Controleer, terwijl alle kleppen op de werkstations
gesloten zijn, of de motor vertraagt (duidelijke ge-
luidsverandering) en of de unit na circa 10 seconden
overschakelt op de stationaire modus.
Circa 12 minuten nadat de unit overgeschakeld is op
de stationiaire modus moet hij in de stand-bymodus
gaan door het uitschakelen van de SSR-functie.
5.3 Start de unit
Zie de ‘Installatie- en servicehandleiding' voor meer
informatie over de eerste keer opstarten ’.
Start de unit als volgt:
1 Draai de onderhoudsschakelaar naar stand 1.
2 Perslucht aangesloten op unit
3 Druk op de stand-by/bedrijfsknop op het bedie-
ningspaneel, zie Afbeelding 7 , item 9. De witte
lamp gaat branden en de display toont “Standby”.
4 De unit start wanneer u op de teststartknop drukt,
Afbeelding 7 , item 8, of wanneer een klep geo-
pend wordt op een werkstation.
U moet de unit steeds uitschakelen op het einde van
een ploegendienst door te drukken op de stand-by/
bedrijfsknop op het bedieningspaneel of door de
weektimer te gebruiken, zie Paragraaf 7.2.3 Weekti-
mer .
5.4 Bedieningsmodi van unit
FlexPAK heeft de volgende vier bedieningsmodi:
1 Uit-modus
2 Stand-bymodus
3 Bedrijfsmodus
4 Stationaire modus
Zie
Paragraaf 6.1 Statusmeldingen voor meer infor-
matie over iedere modus.
Hieronder wordt uitgelegd hoe de unit van de ene
naar de andere bedieningsmodus gaat. Zie ook Af-
beelding 18 voor een stroomgrafiek waarin getoond
wordt hoe de unit door de vier verschillende bedie-
ningsmodi loopt.
Zoals beschreven in
Paragraaf 5.3 Start de unit , wan-
neer de unit in de uit-modus staat, kan de unit in de
stand-bymodus gezet worden wanneer de motor uit
staat en de filterreinigingsklep (FCV) gesloten is door
te drukken op de stand-by/bedrijfsknop. Terwijl de
unit in de stand-bymodus staat, kan de unit opnieuw
in de uit-modus gezet worden door op de stand-by/
bedrijfsknop te drukken.
De unit gaat van stand-by- in bedrijfsmodus wanneer
het een stuursignaal ontvangt door een klep die geo-
pend wordt op een of meer werkstations (met ande-
re woorden, iemand begint te werken). De motor van
de unit staat nu aan en de FCV is gesloten. De timers
DIR_Time en SSR_Time worden niet gestart, zie Para-
graaf 7.2.2 DIR_Time en Paragraaf 7.2.1 SSR_Time .
De unit blijft in de bedrijfsmodus zolang er een ac-
tief stuursignaal is. De unit kan echter nog steeds in
de uit-modus gezet worden door op de stand-by/be-
drijfsknop te drukken.
Merk op dat indien er slechts 1 werkstation aangeslo-
ten is op de unit, of indien er slechts 1 werkstation in
gebruik is, en het werk stopt aan dat ene station, het
stuursignaal stopt. Indien er meer dan 1 werkstati-
on aangesloten is op de unit, en er meer dan 1 werk-
station in gebruik is, stopt het stuursignaal alleen in-
dien het werk stopt op alle werkstations (met andere
woorden, alle kleppen sluiten).
Wanneer het stuursignaal stopt, starten de DIR- en
SSR-timers. De unit blijft in de bedrijfsmodus wanneer
het werk binnen de 10 seconden op 1 of meer werk-
stations hervat wordt. De DIR- en SSR-timers worden
opnieuw op nul gezet en worden stopgezet.
Indien DIR_Time ingesteld is op 10 seconden (stan-
daard) en het werk langer dan 10 seconden onderbro-
ken wordt, verstrijkt de DIR_Time. De unit gaat dan
in de stationaire modus met de motor aan en de FCV
open.
De unit gaat opnieuw in de bedrijfsmodus wanneer
binnen 12 minuten een nieuw stuursignaal verstuurd
wordt. De DIR- en SSR-timers worden opnieuw op nul
gezet en worden stopgezet. Indien echter SSR_Time
is ingesteld op 12 minuten, de standaardinstelling, en
er geen nieuw stuursignaal is binnen 12 minuten, ver-
strijkt ook SSR_Time.
De unit gaat vervolgens in de stand-bymodus totdat
hij een nieuw stuursignaal ontvangt dat de unit op-
nieuw in de bedrijfsmodus zet, of de unit wordt uitge-
NL
193