menten toewijzen. Aansluitend gaat de LED
boven de toets SEL weer uit. Indien niet alle
beeldsegmenten toegekend moeten worden, kan
u de procedure met de toets SEL afbreken; de
LED boven de toets SEL gaat uit.
2) Druk op de toets
(11) om de automatische
doorschakeling (sequentieschakeling) voor het
laatste beeldsegment (rechts onderaan) te star-
ten. De LED boven de toets
licht op. Meer over
de instellingen van de sequentieschakeling vindt
u in hoofdstuk 8.4 “Menu-item 3: De sequentie-
schakeling instellen”. Door opnieuw op de toets
te drukken, stopt de sequentieschakeling; de LED
gaat uit.
6.2.7
Mozaïekbeeld 2 + 8
In het beeldformaat 2 + 8 worden twee beeldseg-
menten op telkens
1
/
4
van het volledige beeldscherm
naast acht beeldsegmenten op telkens
1
/
16
van het
volledige beeldscherm weergegeven.
1) Druk op de toets
(7) om het beeldformaat 2 + 8
te selecteren. De LED boven de toets licht op.
Telkens als u op de toets drukt, schakelen de
beelden naar de tien camera’s die volgen op het
nummer dat het laatst in het beeldsegment on-
deraan rechts verschenen is. Bij selectie van een
camera via één van de nummertoetsen (15)
wordt deze in het beeldsegment bovenaan links
weergegeven. De camera’s met de daaropvol-
gende nummers worden doorlopend in de over-
ige beeldsegmenten weergegeven.
De camera’s kunnen ook rechtstreeks aan de
beeldsegmenten toegewezen worden. Druk hier-
voor op de toets SEL (12); de LED erboven licht
op. Nu kan u via de nummertoetsen achtereen-
volgens de gewenste camera’s aan de beeldseg-
menten toewijzen. Aansluitend gaat de LED bo-
ven de toets SEL weer uit. Indien niet alle
beeldsegmenten toegekend moeten worden, kan
u de procedure met de toets SEL afbreken; de
LED boven de toets SEL gaat uit.
2) Druk op de toets
(11) om de automatische
doorschakeling (sequentieschakeling) voor het
laatste beeldsegment (rechts onderaan) te star-
ten. De LED boven de toets
licht op. Meer over
de instellingen van de sequentieschakeling vindt
u in hoofdstuk 8.4 “Menu-item 3: De sequentie-
schakeling instellen”. Door opnieuw op de toets
(11) te drukken, stopt de sequentieschakeling; de
LED gaat uit.
6.2.8
Mozaïekbeeld 4 x 4
In het beeldformaat 4 x 4 worden 16 camerabeelden
op telkens
1
/
16
van het volledige beeldscherm weer-
gegeven.
Druk op de toets
(8) om het beeldformaat 4 x 4 te
selecteren. De LED boven de toets licht op. Bij se-
lectie van een camera via één van de nummertoet-
sen (15) wordt deze in het beeldsegment bovenaan
links weergegeven. De camera’s met de daaropvol-
gende nummers worden doorlopend in de overige
beeldsegmenten weergegeven.
De camera’s kunnen ook rechtstreeks aan de
beeldsegmenten toegewezen worden. Druk hier-
voor op de toets SEL (12); de LED erboven licht op.
Nu kan u via de nummertoetsen achtereenvolgens
de gewenste camera’s aan de beeldsegmenten toe-
wijzen. Aansluitend gaat de LED boven de toets
SEL weer uit. Indien niet alle beeldsegmenten toe-
gekend moeten worden, kan u de procedure met de
Toets SEL afbreken; de LED boven de toets SEL
gaat uit.
6.2.9
Beeldbereik vergroten (zoom)
In de zoommodus wordt een bereik van het geselec-
teerde beeld (bij mozaïekbeelden het eerste beeld-
segment) tweemaal vergroot als een schermvullend
beeld weergegeven.
Druk op toets ZOOM (13) om naar de zoommodus
te schakelen. De LED naast de toets licht op. Om de
te vergroten sector te selecteren, wordt het volledige
beeld verkleind ingevoegd. Hierin bevindt zich een
kader, waarmee de momenteel geselecteerde sec-
tor aangeduid wordt. Dit kader kan met behulp van
de
cursortoetsen (2), (3), (4), (5)
in
alle
richtingen verschoven worden. Het ingevoegde
overzicht verdwijnt ca. 2 seconden na de laatste in-
voer en verschijnt terug, wanneer u opnieuw op een
cursortoets drukt.
Druk nogmaals op de toets ZOOM om de zoom-
modus te verlaten. De LED van de toets gaat uit en
het toestel schakelt terug naar de voordien geselec-
teerde weergave.
Opmerkingen: De automatische beelddoorschake-
ling (sequentieschakeling) en de be-
vriezing van het beeld zijn niet moge-
lijk in de zoommodus. Door op een
nummertoets (15) te drukken, breekt
u de zoommodus af; de camera die
met het ingedrukte nummer overeen-
komt, wordt als schermvullend beeld
weergegeven.
6.2.10 Het beeld bevriezen (“freeze”)
Druk op de freeze-toets
(9) om de huidige weer-
gave te “bevriezen” (weergave als stilstaand beeld).
De LED boven de toets knippert en in de rechter bo-
venhoek van de monitor wordt “FREEZE” aangege-
ven. Druk nogmaals op de freeze-toets
om de ori-
ginele weergave te herstellen. Een beeld in de
zoommodus kan niet “bevroren” worden.
6.3
Spot-monitor
Alle tot nu toe beschreven beeldformaten hebben
betrekking op de hoofdmonitor op de jack MAIN
(18). De TVMP-1600 is bovendien uitgerust met een
tweede monitoruitgang SPOT (22). Voor live-bewa-
king wordt een willekeurig camerabeeld of worden
meerdere camerabeelden via automatische door-
schakeling (sequentieschakeling) als schermvullend
beeld op de spot-monitor weergegeven, onafhanke-
lijk van de hoofdmonitor.
Druk tweemaal kort na elkaar op de toets SEL (12)
om naar de selectiemodus van de spotmonitor te
schakelen. De LED boven de toets begint te knippe-
ren. Druk vervolgens op een nummertoets om een
schermvullend beeld van een camera te selecteren
resp. druk op de toets
(11) voor de automatische
doorschakeling (sequentieschakeling).
De selectiemodus voor de spot-monitor blijft in-
gesteld tot opnieuw op de toets SEL gedrukt wordt.
1
1
1
1
1
1
1
7
Alarmfuncties
De multiplexer heeft drie verschillende alarmfuncties:
- extern alarm (activering van het alarm door ex-
tern alarmsensor)
- “Activity Detection”-alarm (activering van het
alarm door de ingebouwde bewegingssensor)
- beeldverlies-alarm (activering van het alarm bij
verlies van het videosignaal)
Alle alarminstellingen gebeuren via het scherm-
menu (zie hoofdstuk 8 “De instellingen van het toe-
stel wijzigen”).
7.1
Extern alarm
Zodra een van de aangesloten externe alarmsenso-
ren aanspreekt, wordt er een alarm geactiveerd.
Belangrijk: De activering van een alarm via een ex-
tern alarmsensor is enkel mogelijk, wan-
neer deze alarmfunctie ingeschakeld is
(zie hoofdstuk 8.8, menu 7: instelling
“Enable” in de regel “External”)
Wanneer een alarm in werking treedt in de modus
“Live-bewaking”, worden de volgende functies geac-
tiveerd:
- De LED boven de nummertoets (15) van de over-
eenkomstige camera knippert.
- Op de hoofdmonitor en de spot-monitor wordt de
melding “ALARM” in het beeld van de overeen-
komstige camera ingevoegd.
- Er weerklinkt een akoestisch signaal [voor zover
de zoemer voor deze alarmfunctie ingeschakeld
werd (zie hoofdstuk 8.8, menu 7: instelling “BUZ”
in de regel “External”)]. Druk op een willekeurige
toets om het alarmsignaal af te zetten.
- Het alarmrelais schakelt [voor zover het voor de-
ze alarmfunctie voor geactiveerd werd (zie hoofd-
stuk 8.8, menu 7: instelling “RLY” in de regel “Ex-
ternal”)].
- De spot-monitor schakelt bij enkelvoudig alarm
naar het schermvullende beeld van de betreffende
camera. Bij meervoudig alarm schakelt de monitor
constant met de in menu 7 onder “Alarm Dwell” in-
gestelde schakelinterval tussen de schermvullen-
de beelden van de betreffende camera’s.
[Dit is enkel mogelijk, wanneer de spot-monitor
ingesteld werd om deze alarmfunctie weer te
geven (zie hoofdstuk 8.8, menu 7: instelling
“S.M” in de regel “External”)].
- De hoofdmonitor schakelt naar het alarmweer-
gaveformaat dat in het menu 7 onder “Alarm Dis-
play” geselecteerd is:
Bij selectie van de optie “4 x 4” schakelt de mo-
nitor naar het beeldformaat “mozaïekbeeld 4 x 4”.
Bij selectie van de optie “FULL” schakelt de
monitor bij enkelvoudig alarm naar het scherm-
vullend beeld van de betreffende camera. Bij
meervoudig alarm schakelt de monitor constant
met de in menu 7 onder “Alarm Dwell” ingestelde
schakelinterval tussen de schermvullende beel-
den van de betreffende camera’s.
[Dit is enkel mogelijk, wanneer de hoofdmonitor
ingesteld werd om deze alarmfunctie weer te
geven (zie hoofdstuk 8.8, menu 7: instelling
“M.M” in de regel “External”)].
- Voor opnames via de jack VCR OUT (21) wisse-
len beeldfrequentie (overeenkomstig de instelling
“Alarm Mode” in het menu 4, hoofdstuk 8.5) en
opnameformaat (overeenkomstig het ingestelde
opnameformaat voor het externe alarm; zie hier-
voor hoofdstuk 8.8, menu 7: instelling “REC” in
de regel “External”).
- In het alarmprotocol van het schermmenu (zie
hoofdstuk 8.10, menu 9: optie “Alarm Count Dis-
play”) wordt de activering van het alarm geregis-
treerd: vermeld worden het alarmtype (marking
“A” voor extern alarm), het betrokken cameraka-
naal, het tijdstip en de datum.
- De toetsen
(10) en LIVE REC. (14) worden tij-
dens de duur van het alarm geblokkeerd.
Wanneer er tijdens de modus “Videorecorderweer-
gave” een alarm optreedt, wordt dit door de TVMP-
1600 op de achtergrond verwerkt, d.w.z. alle proce-
dures vinden plaats zoals hierboven beschreven;
alleen de weergave op de hoofdmonitor wordt niet
gewijzigd. De toets LIVE REC. (14) wordt tijdens de
duur van het alarm geblokkeerd. Tijdens het alarm
kan u met de toets
(10) naar live-bewaking scha-
kelen.
7.1.1
Extern alarm resetten
Wanneer de voor het externe alarm ingestelde
alarmduur (zie hoofdstuk 8.8, menu 7: instelling “Ex-
ternal Hold”) verstreken is, worden de hierboven be-
schreven procedures afgesloten.
Druk tweemaal kort na elkaar op de toets SEL
(12) om het alarm vóór afloop van de ingestelde
tijdsduur te beëindigen.
Opmerking: Bij selectie van de optie “Alarm Latch”
(zie hoofdstuk 8.8, menu 7) kan u de
ingevoegde melding “ALARM” in het
betreffende camerabeeld en de knip-
perende LED boven de betreffende
nummertoets (15) enkel resetten via
het opgeroepen schermmenu [d.w.z.
toetsen SEL (12) en MENU (9) na el-
kaar indrukken].
7.2
“Activity Detection”-alarm
De ingebouwde bewegingssensor die voor elk van
de 16 camera’s afzonderlijk kan worden geacti-
veerd, registreert wijzigingen (bewegingen) in het
camerabeeld, wanneer er bijvoorbeeld personen
langs komen of bij openen van een deur. De bewe-
gingssensor kan zo ingesteld worden, dat ofwel het
volledige detectiebereik van de camera voor de ac-
tiviteitsdetectie ingesteld is ofwel slechts een deel-
bereik dat voor elke camera afzonderlijk ingesteld
kan worden. Wanneer zich in dit gevoelige bereik
een wijziging voordoet, wordt het alarm in werking
gesteld.
Belangrijk: De activering van het alarm via de inter-
ne bewegingssensor is enkel mogelijk,
wanneer deze alarmfunctie ingeschakeld
is (zie hoofdstuk 8.8, menu 7: instelling
“Enable” in de regel “DSS” en de activi-
teitsdetectie ingeschakeld is (zie hoofd-
stuk 8.9, menu 8: instelling “Activity Se-
lect”).
45
NL
B