5. Breng de voerdraad in.
Breng een 0,89 mm (0,035”) stugge voerdraad met
zachte tip door de endoscoop en voorbij de stenose.
De endoscoop dient nu te worden verwijderd terwijl de
positie van de voerdraad wordt behouden.
6. De ALIMAXX-ES™ inspecteren en klaarmaken
Oesofageaal stentsysteem.
Dit product wordt niet steriel geleverd. Inspecteer de
verpakking op schade vooraleer ze te openen. Niet ge-
bruiken als de verpakking geopend of beschadigd is.
Verwijder voorzichtig het instrument van de plastic
steunkaart van de verpakking. Inspecteer visueel de
oesofageale stent en de plaatsingskatheter op enige tek-
enen van schade. Niet gebruiken als er enige zichtbare
tekenen van schade zijn.
De plastic veiligheid op de handgreep is ontworpen om
voortijdige onthulling van de stent te voorkomen en
mag op het instrument blijven tot het instrument juist
gepositioneerd is in relatie tot de behandelingsplek.
Smeer het distale gedeelte van de plaatsingskatheter
van de stent in met een in water oplosbaar glijmiddel
om introductie te vergemakkelijken. Laad de voerdraad
van achteren in het distale uiteinde van het plaatsings-
systeem.
7. Positioneren van de ALIMAXX-ES™ oesofageale
stent in de oesofagus.
7.1 Onder endoscopische visualisering
voert u het
ALIMAXX-ES™ oesofageale stentsysteem over de geleid-
edraad door de stenose. Stentpositionering kan worden
gedaan door middel van fluoroscopie en/of endoscopie.
7.1.1 Voor stentplaatsing over de GE-verbinding door
middel van endoscopie
voert u de plaatsingskatheter
25 mm over de GE-verbinding en in de maag om te ver-
zekeren dat de antimigratiekenmerken van de onthulde
stent bij de GE-verbinding aanwezig zijn. Gebruik endos-
copie om de groene markering te visualiseren die zich op
de binnenhuls van de katheter bevindt bij het proximale
uiteinde van de stent. Verzeker dat het distale uiteinde
van de groene markering ten minste 25 mm proximaal is
van het proximale uiteinde van de stenose.
Wanneer fluoroscopie wordt gebruikt, visualiseer dan de
radiopake markeringen op de tip en de binnenhuls van
het plaatsingssysteem. Breng het proximale uiteinde van
de radiopake tip 25 mm over de GE-verbinding en in de
maag in lijn. Verzeker u ervan dat het distale uiteinde van
de proximale markering ten minste 25 mm proximaal is
van het proximale uiteinde van de stenose.
Ga verder met stap 7.2 voor verdere instructies.
7.1.2 Voor stentplaatsing voor het behandelen van
een VERNAUWING in de buurt van de bovenste
oesofageale sfincter door middel van endoscopie,
visualiseert u de groene markering die zich op de
binnenhuls van de katheter bevindt bij het proximale
uiteinde van de stent. Breng het distale uiteinde van de
groene markering 25 mm proximaal van het proximale
uiteinde van de stenose in lijn.
Wanneer fluoroscopie wordt gebruikt, visualiseer dan de
radiopake markeringen op de tip en de binnenhuls van
het plaatsingssysteem. Breng de radiopake markering
die zich op het proximale uiteinde van de stent bevindt
25 mm proximaal van het proximale uiteinde van de
stenose en de tipmarkering ten minste 25 mm distaal
van de stenose in lijn.
Ga verder met stap 7.2 voor verdere instructies.
7.1.3 Voor stentplaatsing voor het behandelen van
fistels ZONDER VERNAUWING nabij de bovenste
oesofageale sfincter door middel van endoscopie,
vi-
sualiseert u de groene markering die zich op de binnen-
huls van de katheter bevindt bij het proximale uiteinde
van de stent. Breng het distale uiteinde van de groene
markering ten minste 20 mm distaal van de bovenste oe-
sofageale sfincter wat verwijst naar de gewenste locatie
voor het meest proximale uiteinde van de stent in lijn en
laat een voldoende marge van de bovenste oesofageale
sfincter.
Wanneer fluoroscopie wordt gebruikt, visualiseer dan de
radiopake markeringen op de tip en de binnenhuls van
het plaatsingssysteem. Breng de radiopake markering
die zich op het proximale uiteinde van de stent bevindt
ten minste 20 mm distaal van de bovenste oesofageale
sfincter, wat verwijst naar de gewenste locatie voor het
meest proximale uiteinde van de stent, in lijn en laat een
voldoende marge van de bovenste oesofageale sfincter.
De tipmarkering dient distaal van de fistels te worden
gepositioneerd.
Ga verder met stap 7.2 voor verdere instructies.
7.1.4. Voor alle andere locaties voor het plaatsen van
stents
gebruikt u endoscopie om de groene markering
te visualiseren die zich op de binnenhuls van de katheter
bevindt bij het proximale uiteinde van de stent. Breng
het distale uiteinde van de groene markering 25 mm
proximaal met het proximale uiteinde van de stenose in
lijn.
Wanneer fluoroscopie wordt gebruikt, visualiseer dan de
radiopake markeringen op de tip en de binnenhuls van
het plaatsingssysteem. Breng de radiopake markering
die zich op het proximale uiteinde van de stent bevindt
25 mm proximaal van het proximale uiteinde van de
stenose en de tipmarkering ten minste 25 mm distaal
van de stenose in lijn.
7.2.
Verwijder de plastic veiligheid van de handgreep
door aan het lipje op het proximale uiteinde te trekken
en zorg ervoor dat de stent niet van positie verandert.
8. Onthullen van stents
Het plaatsingssysteem heeft een handgreep met twee
onthullingstrekkers om de gebruiker in staat te stellen de
stent in twee stappen te onthullen (afb. 1).
Afbeelding 1.
Houd de handgreep in de palm van uw hand (fig. 2).
Grijp de eerste onthullingstrekker vast met wijs- en mid-
denvinger.
Afbeelding 2.
Trek de buitenhuls langzaam terug, door de eerste
onthullingstrekker naar achteren te bewegen totdat de
onthullingstrekker de handgreep raakt (fig. 3). De stent
is nu gedeeltelijk onthuld. De stent kan niet opnieuw
ingesloten worden, maar kan wel opnieuw proximaal
gepositioneerd worden terwijl de positie van de onthull-
ingstrekker blijft behouden en het plaatsingssysteem als
een eenheid wordt verplaatst. De stent mag proximaal
geherpositioneerd worden tot maximaal 50% van zijn
lengte onthuld is.
Afbeelding 3.
Na de positie van de stent te hebben bevestigd, gebruikt
u uw wijs- en middenvinger om de tweede onthulling-
strekker vast te grijpen (fig. 4)
Afbeelding 4.
Trek de tweede onthullingstrekker naar achteren tot de
trekker de handgreep raakt (afb. 5). De stent is nu geheel
onthuld. Verwijder voorzichtig het plaatsingssysteem
zonder de positie van de stent te verstoren.
Overall Stent
Length
Stent
Midbody
Distal
Flare
Proximal
Flare
Suture
Knot