![Komfovent C6.1 Скачать руководство пользователя страница 165](http://html.mh-extra.com/html/komfovent/c6-1/c6-1_installation-and-operation-manual_1991543165.webp)
C6-17-08
UAB Amalva behoudt het recht om veranderingen door te voeren zonder dit vooraf kenbaar te maken
165
1. INSTRUCTIES VOOR DE ELEKTRISCHE INSTALLATIE
De installatie mag uitsluitend worden uitgevoerd door gekwalificeerde personen. Tijdens de installatie moeten
onderstaande vereisten worden nageleefd.
Het wordt aanbevolen de besturingskabels afzonderlijk van de voe
-
dingskabels te leggen, op een afstand van minstens 20 cm.
De aansluiting van de connector moet strikt volgens de nummering op
het bedradingsschema of met adequate markeringen worden uitgevoerd
(zie hoofdbedradingsschemavan de unit).
Trek bij het demonteren van delen van de unit niet aan de aangesloten
draden en kabels!
Controleer vóór aanvang van werkzaamheden binnenin de apparatuur
of de lucht behandelingsunit uitgeschakeld is en losgekoppeld is van de
hoofdstroomtoevoer.
1.1. Aansluiting op de hoofdstroomtoevoer
De unit is ontworpen voor een voedingsspanning van 230 V AC en 50 Hz; u moet daarom een wandcontact
-
doos met een passende aardeaansluiting installeren (zie het bedradingsschema). Het type voedingskabel is
aangegeven in het bedradingsschema.
De unit moet worden aangesloten op een stationaire installatie met een
stroomonderbreker van 10 A met een aardlekstroombeveiliging van
300 mA (type B of B+).
De luchtbehandelingsunit is ontworpen om te worden aangesloten op
een adequate wandcontactdoos, met een beschermende aarding die
voldoet aan alle elektrische veiligheidsvereisten.
1.2. Installatie van het bedieningspaneel
1. Het bedieningspaneel moet onder de volgende omgevingsomstandigheden in de ruimte worden geïnstal
-
leerd:
• bij een omgevingstemperatuur van 0 °C - 40 °C;
• bij een relatieve luchtvochtigheid van 20% - 80%;
• beschermd tegen ongewilde, verticaal vallende waterdruppels (IP X2).
2. Aansluiting van het bedieningspaneel vindt plaats via het gat aan de achterzijde of in de bodem.
3. Het bedieningspaneel kan worden geïnstalleerd in een ingebouwde montagekast of op iedere andere pla
-
ats door dit vast te schroeven via de twee gaten in het bevestigingsoppervlak.
4. Het bedieningspaneel moet worden aangesloten op de controllerkast. De installatiekabel van het bedi
-
eningspaneel mag niet langer zijn dan 150 m.
Aansluiting van het bedieningspaneel
Yellow (A)
( ) White
(+) Red
Green (B)
Yellow (A)
(+) Red
Green (B)
( ) White
Yellow (A)
( ) White
(+) Red
Green (B)
Yellow (A)
(+) Red
Green (B)
( ) White
De kabeldiktes voor de aansluiting van het bedieningspaneel en voor
andere aansluitingen zijn gespecificeerd in het bedradingsschema!
Verwijder de beschermfolie voor dat het kapje op de voorzijde van het
bedieningspaneel wordt geklikt!