4.2 Kalibratie
De sensor moet voor het eerste gebruik worden gekalibreerd. Kalibreer de sensor vervolgens
opnieuw met intervallen van 1 maand voor de beste nauwkeurigheid. Raadpleeg de kalibratie-
instructies die zijn meegeleverd met de kalibratiekit, die wordt verkocht door CertGas
(
).
Controleer voorafgaand aan de kalibratie of de volgende beweringen waar zijn:
• De meetlocatie ligt binnen het bedrijfstemperatuurbereik van de sensor. Zie
op pagina 160.
• De sensor is schoon. Zie
De sensor onderzoeken en reinigen
op pagina 177.
• De voedings-/4-20 mA-sensorkabel levert voeding aan de sensor.
• De RS-232-sensorkabel is aangesloten op de sensor, indien van toepassing.
Opmerking: De sensor kan minder vaak worden gekalibreerd (om de 2 tot 3 maanden). Frequentere kalibraties
vergroten echter de nauwkeurigheid van de sensor.
Opmerking: Frequentere kalibratie kan nodig zijn voor sensoren die zijn ondergedompeld in sterk vervuilde
locaties (bijv. na de dosering).
4.3 Wijzig de meeteenheden van de 4–20 mA-uitgang
De status-LED op de sensor toont de meeteenheden die momenteel worden weergegeven door de
4–20 mA analoge uitgang. Raadpleeg
Wanneer alleen de voedings-/4-20 mA-sensorkabel wordt gebruikt (geen RS-232-sensorkabel) voor
communicatie, wijzigt u de meeteenheden die worden weergegeven door de analoge uitgang van
4-20 mA, zodat ze correct zijn voor het type meting: mg/L (vloeistofmetingen) of ppm
(luchtmetingen).
Voer de volgende stappen uit om de meeteenheden te wijzigen:
Opmerking: Met deze procedure wordt het RS-232-signaal van de sensor niet gewijzigd.
1.
Verwijder het ongewenste materiaal dat zich op de sensor heeft verzameld. Raadpleeg
sensor onderzoeken en reinigen
op pagina 177.
2.
Koppel de kabels van de sensor los.
3.
Breng de kalibratiedop aan op de sensor. Raadpleeg de instructies die zijn meegeleverd bij de
kalibratiedop en flowregelaar voor de juiste installatie.
4.
Sluit de voedings-/4-20 mA-kabel aan op de sensor. Zorg ervoor dat de kabel van de
voedings-/4-20 mA-sensorkabel voeding levert aan de sensor.
5.
Wanneer de status-LED op de sensor rood en groen knippert, verwijdert u de kalibratiedop van
de sensor.
De status-LED knippert weer groen om de nieuwe meeteenheden weer te geven.
Tabel 7 Status-LED
Kleur
Maateenheden
Groen, één keer knipperen
0–5 mg/L, vloeistofmetingen
Groen, knippert twee keer
0–1000 ppm, luchtmetingen
4.4 Mechanische installatie
4.4.1 Installatieopties
tonen de verschillende opties voor sensorinstallatie.
Opmerking: Bevestig de sensor niet aan een wand, omdat er zich dan vodden en ongewenst materiaal op de
sensor zullen ophopen.
Nederlands
173
Содержание GS1440
Страница 541: ......