33
HTDC 5000
Na de aansluiting op het 230V-stroomnet brandt de
groene led
„Netz
“
(netspanning)
. Via de Mode-
knop wordt nu de toepassing ingesteld (motorfi ets-,
golfkar- of autosymbool). Zodra een 12V-loodaccu
aangesloten is (zuur-, gel-, AGM- of EXIDE-gelaccu),
wordt het apparaat in de testmodus geschakeld. Als
hierbij een verkeerde polariteit wordt vastgesteld, licht
de rode led „
Verpolt“ (verkeerde polariteit)
op.
Als de spanning van de correct aangesloten accu
onder de 7 V ligt, brandt de led „
Feh ler
“
(fout)
, en
verschijnt op het display de foutmelding „
Err 002
“.
Dit betekent dat de aangesloten accu geen 12V-type
is of dat een ander defect werd vastgesteld (bijv.
door diepontlading). Als de gemeten accuspanning
groter is dan 14,3 V, verschijnt op het display de
foutmelding voor overspanning („
Err 003
“).
Alleen als de spanning in het bereik van
7,0 ... 14,3
V
ligt, begint het eigenlijke laadproces.
LAADTECHNIEK
De oplading speelt zich in drie opeenvolgende fasen
af: I-fase, U1-fase en U2-fase.
I-fase:
de laadstroom bedraagt afhankelijk
van de bedrijfswijze ca. 1 A resp. 2,5
A of 5 A
u1-fase:
tijdens de hoofdlaadfase wordt met
een constante spanning van 14,3 V
geladen
u2-fase:
het druppelladen gebeurt met een
constante spanning van 13,8 V
OPLADING
Als het apparaat bij de aansluiting van de accu een
diepontlading
vaststelt (<10,5 V), verschijnt op het
display een knipperend
accusymbool
; tegelijkertijd
start het laadproces. Pas vanaf een laadspanning van
meer dan 10,5 V wordt de
capaciteitsweergave
geactiveerd (segmentbalk op het display).
Aanvankelijk wordt de accu met een constan te
stroom gevoed (I-fase), tot de eindlaadspanning van
14,3 V is bereikt. Daarna wordt naar een constante
spanning omgeschakeld (U1-fase), waarbij de laad-
stroom zich automatisch aan de laadtoestand van de
accu aanpast – hoe voller de accu is, hoe meer de
laadstroom wordt gereduceerd.
Bij overschrijding van een laadstroom van ca. 300
mA schakelt de lader automatisch in de testmodus.
De led „
Laden“
gaat aan en de led „
Test“
gaat uit.
In de testmodus wordt de accu met een welbepaalde
stroom belast. Als bij deze belasting de spanning
onder de nominale waarde daalt, duidt dit op een
te grote interne weerstand resp. op een sterke sul-
fatering van de accu. Als de test negatief ver loopt,
wordt de accu als „
defect“
geclassifi ceerd. Het
apparaat wordt uitgeschakeld en de led „
Feh-
ler“ (fout)
brandt; op het display verschijnt de
foutmelding N1
(
„
Err 001
“).
Als echter aan alle testcriteria is voldaan en de
accu goed bevonden is, wordt de led „
Fertig“
(klaar)
ingeschakeld. Het apparaat gaat in de
druppellaadmodus. Tegelijkertijd gaat de led „
Test“
uit en schakelt het programma over op „
Erhalten“
(drup pelladen)
(U2-fase), wat op zijn beurt door
de betreffende led wordt aangegeven. De accu is
volledig geladen en bedrijfsklaar; hij kan van de
lader worden losgekoppeld. Blijft de accu op de
lader aangesloten, dan worden afwisselend twee
processen uitgevoerd, namelijk „
Erhalten“ (drup-
pelladen)
en „
Pfl ege“ (onderhoud)
. Deze beide
extra programma’s zorgen ervoor dat de accu na het
eigenlijke opladen zich altijd in volledig geladen en
optimale toestand bevindt.
8. Laden van loodaccu’s
Het laadproces in detail
BA-HTDC5000-2011.indd 33
26.10.2011 20:28:24 Uhr