NL 12
GEBRUIK
Vermogensniveaus voor koken
De instellingen zijn afhankelijk van de hoeveelheid en samenstelling van de ingrediënten in de
pan. De onderstaande tabel is daarom slechts een richtlijn.
Gebruik de booststand
voor het:
• snel aan de kook brengen van voedsel of vloeistoffen;
• slinken van groenten;
• verhitten van olie en vet;
• wokken.
Gebruik stand 9 voor het:
• aanbraden van vlees;
• bereiden van vis;
• bakken van omeletten;
• bakken van gekookte aardappelen;
• frituren van voedsel.
Gebruik stand 7 en 8 voor het:
• bakken van dikke pannenkoeken;
• bakken van dikke lappen gepaneerd vlees;
• bakken van bacon (spek);
• koken van rauwe aardappelen;
• bakken van wentelteefjes;
• bakken van gepaneerde vis;
• doorkoken van pasta;
• bakken van dunne (gepaneerde) lappen vlees.
Gebruik stand 4-6 voor het:
• doorkoken van grote hoeveelheden;
• ontdooien van harde groenten;
• bakken van dikke lappen gepaneerd vlees.
Gebruik stand 1-3 voor het:
• trekken van bouillon;
• stoven van vlees;
• zacht koken van groenten;
• smelten van chocolade;
• pocheren;
• smelten van kaas.