12
13
B
edienin
G
/pannen
p
annen
Oververhittingsbeveiligingen
Het toestel kan oververhit raken, wanneer:
n
de pan de warmte niet goed geleidt;
n
vet of olie op een hoge stand verhit wordt;
n
er onvoldoende luchtcirculatie is (zie ook
ventilatiebeveiliging bij het installatie-
voorschrift).
In geval van oververhitting leidt dit bij de
desbetreffende kookzone, respectievelijk alle
kookzones, tot een van de volgende reacties:
n
de kookplaat zal het toegevoerde vermogen
iets laten afnemen
n
wanneer dit niet helpt zal de kookplaat
uitschakelen en de melding E2 in de displays
laten zien.
Wanneer de kookplaat voldoende is afgekoeld
verdwijnen de melding E2 weer. en kunt u het
toestel opnieuw inschakelen.
Voorkom dat de oververhittingsbeveiliging van het
toestel geactiveerd wordt door:
n
pannen te gebruiken die de warmte goed
geleiden;
n
vet of olie op een lagere stand te verhitten;
n
voor voldoende luchtcirculatie te zorgen.
Neem contact op met de servicedienst of een
erkend vakman indien de oververhittings-
beveiliging desondanks opnieuw geactiveerd
wordt.
Zie www.hps.nl
voor meer informatie.
De kookplaat optimaal gebruiken
Het warmteverlies is minimaal omdat de warmte
in de pan zelf opgewekt wordt.
Bij kleinere pannen wordt alleen dat deel van
de zone geactiveerd dat contact maakt met de
panbodem. Een bijkomend voordeel is dat de
handgrepen van de pan niet warm worden door
stralingswarmte langs de pan.
1.
Warmteverlies en hete handgrepen bij een
conventionele kookplaat.
2.
Geen warmteverlies en koude handgrepen bij
inductiekoken.
Zandkorreltjes kunnen krasjes veroorzaken die niet
meer te verwijderen zijn.
n
Zet alleen pannen met een schone bodem op
het kookvlak.
n
Til pannen altijd op als u ze verplaatst.
n
Gebruik de kookplaat niet als werkvlak.
Schuif de panbodem over een (vochtige)
doek, voordat u de pan op het kookvlak
zet. Dit voorkomt dat er zand korreltjes en
dergelijke op het kookvlak terechtkomen.
1
2
1.
Til pannen altijd op; schuif er nooit mee.
2.
Kook altijd met het deksel op de pan om
energieverlies te voorkomen.
Bij inductiekoken wordt gebruik gemaakt van
een magnetisch veld om warmte op te wekken.
Daarom moet de panbodem ijzer bevatten en dus
magnetisch zijn. De kookzones van de kookplaat
hebben de volgende diameters: linksvoor en
rechtsachter 20 cm, rechtsvoor en linksachter
16 cm.
De kookplaat past zich echter automatisch aan
bij gebruik van kleinere of grotere pannen. Bij
kleinere pannen is er dus geen energieverlies,
maar het vermogen is lager dan bij grotere
pannen. De panbodem moet altijd groter zijn dan
12 cm.
U kunt zelf met een magneet controleren of uw
pannen geschikt zijn.
Een pan is geschikt wanneer:
n
de panbodem wordt aangetrokken door een
magneet;
n
de pan geschikt is voor elektrisch koken.
Gebruik alleen pannen met een dikke (minimaal
2,25 mm), vlakke bodem die geschikt zijn voor
inductiekoken. Het beste zijn pannen met het
“Class Induction” keurmerk.
Pannen, waarvan de bodem niet magnetisch is
of niet geschikt zijn voor elektrisch koken, zijn
ongeschikt voor gebruik op de inductie kookplaat.
Geschikt:
n
speciale roestvrijstalen pannen voor
inductiekoken;
n
solide geëmailleerde pannen;
n
geëmailleerde gietijzeren pannen.
Ongeschikt:
n
Aardewerk;
n
Aluminium;
n
Kunststof;
n
Koper;
n
Porselein;
n
Roestvrijstaal.
Wees voorzichtig met plaatstaal
geëmailleerde pannen. Deze kunnen
beschadigd raken als ze gebruikt worden
voor inductiekoken. Met name wanneer
deze pannen een te dunne bodem hebben.
Bij plaatstaal geëmailleerde pannen kan:
n
email afspringen (het email laat los van het
staal) wanneer u de kookplaat op een hoge
stand inschakelt terwijl de pan (te) droog is;
n
de panbodem kromtrekken door bijvoor beeld
oververhitting of door gebruik van een te hoog
vermogen.
Gebruik nooit pannen met een vervormde bodem.
Een holle of bolle bodem kan de werking van de
oververhittingbeveiliging belemmeren. Het toestel
wordt te warm. Hierdoor kan de glasplaat barsten
en de panbodem smelten.
1
2
Содержание A361KZT
Страница 50: ...99 98...