49
verwijderen.
– Druk op
[OK]
en houd deze gedurende ca. 3 seconden
ingedrukt, als de batterij nog niet werd geplaatst.
– Plaats een nieuwe batterij; daarbij op de polariteit (+/–) letten.
– Het vak aan de voorkant terugplaatsen en de 4 schroeven
weer aandraaien.
– Als de batterij verwisseld is, is het nodig de sensor even te
laten opwarmen (zie hoofdstuk 12.3). De aangegeven
concentratie knippert totdat de opwarmfase beëindigd is.
9
De sensor vervangen
r
– Schakel het apparaat uit.
– De 4 schroeven aan de achterkant van de behuizing
losdraaien.
– Het vak aan de voorkant openen en de batterij verwijderen.
– Verwijder de sensor.
– Plaats de nieuwe sensor.
– Druk op
[OK]
en houd deze gedurende ca. 3 seconden
ingedrukt, als de batterij nog niet werd geplaatst.
– Plaats de batterij en let daarbij op de polariteit (+/–).
– Het vak aan de voorkant terugplaatsen en de 4 schroeven
weer aandraaien.
– Als de batterij ingezet is, is het nodig de sensor even te laten
opwarmen (zie hoofdstuk 12.3. De aangegeven concentratie
knippert totdat de opwarmfase beëindigd is.
– Nadat de sensor is vervangen en de opwarmtijd is verlopen,
dient het apparaat gekalibreerd te worden (zie hoofdstuk 5.3).
WAARSCHUWING
Explosiegevaar!
Gooi gebruikte batterijen niet in vuur en probeer niet ze met
geweld open te maken.
Voer de batterijen af in overeenstemming met de plaatselijke
richtlijnen.
Lege batterijen kunnen aan Dräger worden geretourneerd om
afgevoerd te worden.
WAARSCHUWING
Explosiegevaar! De sensor niet in explosiegevaarlijke
gebieden vervangen.
Vervanging van componenten kan negatieve gevolgen
hebbben voor de intrinsieke veiligheid. Om te voorkomen dat
er in een ontbrandbare of explosieve atmosfeer een
ontsteking plaatsvindt, dient u de onderstaande
onderhoudsprocedures gelezen en begrepen te hebben en
deze na te leven.
Let er bij de vervanging van sensors op dat er geen
componenten beschadigd raken of kortgesloten worden.
Gebruik geen scherpe gereedschappen om de sensors te
verwijderen.
Aanwijzing
Vervang de sensor als het apparaat niet meer de mogelijkheid
heeft om te kalibreren!
Aanwijzing
Gebruik uitsluitend de Dräger Sensor XXS van hetzelfde
gastype!
10
Vervangen van stof- en waterfilter
11
Apparaatalarm
– Een drievoudige alarmtoon weerklinkt en de alarm LED
knippert.
– Het pictogram
[X]
knippert; een foutcode bestaande uit drie
tekens wordt op het display weergegeven.
– Als een foutcode of storing verschijnt, zie hoofdstuk 11.2, en
neem indien nodig contact op met Dräger Service.
11.1
Weergeven van fout- en waarschuwingscodes
– De foutaanwijzing
[X]
of de waarschuwingsaanwijzing
[!]
knippert en er wordt een foutcode met drie tekens in het
display weergegeven.
– Wanneer er fouten of waarschuwingen zijn ingesteld, wordt in
het display "
– – –
" weergegeven en knippert de foutaanwijzing
[X]
of de waarschuwingsaanwijzing
[!]
.
–
[OK]
-toets indrukken om de fout- of waarschuwingscodes
weer te geven.
– Indien er meerdere fout of waarschuwingscodes zijn
opgetreden, kan met de
[OK]
-toets de volgende fout- of
waarschuwingscode worden weergegeven.
– Indien er fout- of waarschuwingscodes zijn opgetreden,
worden eerst de fout- en dan de waarschuwingscodes
weergegeven.
– Wanneer gedurende 10 minuten geen acties worden
uitgevoerd, gaat het station automatisch terug naar "
– – –
".
11.2
Storingen, oorzaken en remedie
Storing
scode
Oorzaak
Oplossing
010
X-dock-test
"Alarmelementen zoemer"
mislukt
Evt. reparatie uitvoeren en
opnieuw met X-dock
testen
011
X-dock-test
"Alarmelementen LED"
mislukt
Evt. reparatie uitvoeren en
opnieuw met X-dock
testen
00723826.eps
D
Pac 70
00
012
X-dock-test
"Alarmelementen motor"
mislukt
Evt. reparatie uitvoeren en
opnieuw met X-dock
testen
013
Parametercheck mislukt
Parameter corrigeren en
test met X-dock herhalen.
014
Apparaat is door X-dock
geblokkeerd
Blokkade door X-dock
opheffen
100
Flash/EEprom-schrijffout Neem contact op met
Service
104
Verkeerde Flash-
checksum
Neem contact op met
Service
105
Beschadigde of
ontbrekende O
2
-sensor
O
2
-sensor vervangen
106
de laatste instellingen
hersteld
Instellingen controleren en
apparaat opnieuw
kalibreren
107
Zelftest mislukt
Neem contact op met
Service
108
Apparaatconfiguratie niet
actueel
Met actuele Dräger CC-
Vision opnieuw
configureren
109
Configuratie foutief
Apparaat opnieuw
configureren
161
Ingestelde bedrijfstijd van
het apparaat verstreken
Bedrijfstijd van het
apparaat opnieuw
instellen
210
Kalibratie van nulpunt/
verse lucht mislukt
Kalibratie van nulpunt/
verse lucht uitvoeren
220
Gevoeligheidskalibratie
mislukt
Gevoeligheidskalibratie
uitvoeren
221
Kalibratie-interval
verstreken
Kalibratie uitvoeren
240
Begassingstest mislukt
Begassingstest of
kalibratie uitvoeren
241
Begassingstest-interval
verstreken
Begassingstest of
kalibratie uitvoeren
Waarsc
huwing
scode
Oorzaak
Oplossing
162
Ingestelde bedrijfstijd van
het apparaat bijna
verstreken
Bedrijfstijd van het
apparaat opnieuw
instellen
222
Kalibratie-interval
verstreken
Kalibratie uitvoeren
242
Begassingstest-interval
verstreken
Begassingstest of
kalibratie uitvoeren
