Nederlands
6
LAAT EEN BRANDENDE KACHEL NOOIT ONBEHEERD ACHTER!
PROCEDURE VOOR AFSTELLEN
1. Vul de brandstoftank.
2. Start de kachel.
3. Zoek de druk afstelschroef, die zich aan de achterkant van de voedingseenheid bevindt en
toegankelijk is via de handgreep van de verwarming.
4. Verwijder de rubberen dop over de brandstofdruk afstelschroef.
5. Draai met een platte schroevendraaier de afstelschroef van de pompdruk:
• rechtsom
om de pompdruk te verhogen.
• linksom
om de pompdruk te verlagen.
Met behulp van de geïnstalleerde drukmeter (indien aanwezig) kunt u de druk kwantitatief
kalibreren. De door de fabrikant aanbevolen pompdrukken staan in de specificatietabel op
pagina 3.
6. De gewenste kwalitatieve kenmerken van de brander zijn dat de neuskegel in de
verbrandingskamer kersenrood moet zijn zonder donkere vlekken en dat de vlam niet
verder mag reiken dan de neuskegel.
ONJUISTE DRUKREGELING
Probleem:
Kachel heeft geen sterke consistente vlam.
Kachel rookt en spettert ruwe brandstof.
Neuskegel wordt niet kersenrood.
Aanpassing:
Pompdruk is te laag.
Draai de stelschroef rechtsom om de pompdruk te verhogen.
Probleem:
Vlam reikt tot voorbij het einde van de kachel.
Aanpassing:
Pompdruk is te hoog.
Draai de stelschroef linksom om de pompdruk te verlagen.
Dagelijks onderhoudsschema
1. ALGEMEEN. Voer een algemene visuele inspectie van de kachel uit op losse of
beschadigde onderdelen. Controleer de bouten en moeren om te verzekeren dat
ze niet los zitten door trillingen of ruwe behandeling. Beschadigde onderdelen
moeten worden gerepareerd of vervangen voordat de kachel weer wordt
gebruikt. Controleer de werking van de verwarming om er zeker van te zijn dat
deze normaal werkt (zie het gedeelte “Onderhoud” voor een beschrijving van de
normale werking).
2. FILTERS. Vuile lucht of brandstoffilters veroorzaken een verkeerde mix van het
lucht-brandstofmengsel. De duidelijkste indicatie dat dit gebeurt, is een toename
van geuren of moeite om uw kachel te laten ontbranden. Deze kachel mag nooit
worden gebruikt zonder dat de filters zijn aangebracht. Reinig indien nodig filters
zoals beschreven onder “500 uur” en “Jaarlijkse schema’s”.
Onderhoudsschema van 500 uur
1. LUCHTINLAATFILTER. Verwijder en was het filterelement met een mild
reinigingsmiddel, droog het grondig af en vervang het. Het filterelement niet oliën.
Als uw kachel wordt gebruikt waar veel stof of vuil is, moet u deze zo vaak als
nodig reinigen (ongeveer elke 50 uur).
2. VERWIJDER STOF. Reinig de kachel tweemaal per seizoen (vaker onder stoffige
omstandigheden). Verwijder opgehoopt stof van de transformator, brander, motor
en ventilatorbladen met perslucht. Veeg het oppervlak schoon met een schone,
droge doek. Inspecteer het oppervlak om er zeker van te zijn dat alle vreemde
materialen worden verwijderd, vooral rond de brander en het verbrandingsgebied.
Bij gebruik van perslucht moet een veiligheidsbril worden gedragen.
3. CAD-CEL. Reinig het glazen gedeelte van de cad-cel met een zachte, droge
doek.
4. SPUITMOND. Ophoping van vuil uit brandstof en koolstof uit de schoepen van de
compressor zal uiteindelijk de doorgangen in het spuitstuk opvullen, wat resulteert
in een vermindering van de brandstof- en luchtstroom. De druk zal geleidelijk
toenemen, wat leidt tot een onjuist brandstof-luchtmengsel en overmatige geur en
rook. Vervang in dat geval het brandstofspuitstuk.
5. BRANDSTOFTANK. Tweemaal per seizoen reinigen (tijdens vaak gebruikte
periodes tweemaal per maand reinigen). Tap de brandstoftank af en spoel deze
met schone brandstof olie. Zorg ervoor dat u afvalbrandstof op de juiste manier
afvoert.
Jaarlijks onderhoudsschema
1. LUCHTUITLAAT-FILTER. Verwijder het luchtuitlaat-filter en tik voorzichtig met de
vuile kant op een vast voorwerp om verontreinigingen te verwijderen. Perslucht
of vloeistoffen mogen niet worden gebruikt om dit filter te reinigen. Installeer
het gereinigde filter opnieuw in het filterlichaam in dezelfde positie als bij het
verwijderen. Als het filter erg vuil lijkt, vervang het dan door een nieuw filter van
hetzelfde type. Zorg er bij het terugplaatsen van het filterdeksel voor dat de
pakking stevig op zijn plaats zit en dat de schroeven in het filterdeksel stevig vast
zitten om lekkage van lucht te voorkomen.
2. BRANDSTOFFILTER. Verwijder het brandstoffilter uit de brandstofleiding en leid
perslucht door het filter in de tegenovergestelde richting van de brandstofstroom.
Bij gebruik van perslucht moet een veiligheidsbril worden gedragen.
3. LUCHT- EN BRANDSTOFLEIDINGEN. Als de lucht- of brandstofleidingen tijdens
het reinigen worden verwijderd, zorg er dan voor dat alle aansluitingen goed vast
zitten voordat u het apparaat bedient.