NEDERLANDS
34
12.2. Pakking van de as
12.2.1. Mechanische pakking
Deze hoeft normaal gesproken niet gecontroleerd te worden. U moet alleen controleren of er geen lekken zijn. Als u lekken vindt,
moet u de pakking vervangen zoals is beschreven in par.12.3.1
12.3.
Smering van de lagers
Voer het onderhoud uit op basis van het type lager dat aanwezig is op het plaatje met technische gegevens.
zie tabellen op pag. 105 (12.3.1)
12.4.
Vervanging pakking
12.4.1. Voorbereiding voor de demontage
1. Schakel de stroomtoevoer uit en verzeker u ervan dat de stroom niet per ongeluk kan worden ingeschakeld.
2. Sluit de afsluitinrichtingen op de aanzuiging en de toevoer.
3. Wacht tot de pomp de omgevingstemperatuur heeft bereikt in het geval er warme vloeistoffen gepompt zijn.
4. Laat het pomphuis leegstromen via de afvoerdoppen, en let extra goed op als er schadelijke stoffen gepompt worden (houd u
aan de geldende wettelijke voorschriften).
5.
Demonteer de eventuele hulpaansluitingen.
12.4.2. Vervanging mechanische pakking
Draai om het pomplichaam uit het motorblok te kunnen schuiven de moeren van de tapeinden los. Blokkeer de rotatie van de as met
de as of met de waaier en draai de moer los; verwijder de sluitplaat en de rubber ring. Schuif de waaier eruit door eventueel met
twee schroevendraaiers op het lantaarndeksel te drukken. Verwijder vervolgens het lipje. Neem het, of de afstandstuk(ken) weg;
schuif de mechanische afdichting eruit. Druk om het uitschuiven hiervan te vergemakkelijken met twee schroevendraaiers op de
veer van de afdichting en let erop dat hierbij de zitting van de afdichting niet beschadigd wordt. N.B.: het uitschuiven gaat
gemakkelijker als u de as met alcohol insmeert. Controleer vóór de montage of de zitting van de afdichting niet gegroefd is, verwijder
in dit geval de groeven met schuurpapier. Als dit niet voldoende is, moet de verbinding vervangen worden.
Voer voor de montage de eerder beschreven handelingen in omgekeerde volgorde uit en let hierbij speciaal op de volgende punten:
−
de verbindingen van de verschillende onderdelen moeten vrij zijn van resten en besmeerd worden met speciale smeermiddelen;
−
de o-ringen moeten intact zijn. Als dit niet zo is moeten ze vervangen worden;
13.
WIJZIGINGEN EN VERVANGINGSONDERDELEN
Alle wijzigingen waarvoor men van te voren geen toestemming heeft gekregen, ontheffen de fabrikant van alle
aansprakelijkheid
. Alle bij de reparaties gebruikte vervangingsonderdelen moeten origineel zijn en voor alle accessoires
moet toestemming worden gevraagd aan de fabrikant, teneinde een optimale veiligheid te kunnen garanderen voor de
personen in de buurt en de bedieners, de machines en de systemen waarvan de pompen deel uit maken.
14.
OPSPOREN EN VERHELPEN VAN STORINGEN
STORINGEN
CONTROLES (mogelijke oorzaken)
OPLOSSINGEN
1.
De motor start niet en
maakt geen geluid.
A.
Controleer de zekeringen.
B.
Controleer de elektrische aansluitingen.
C.
Controleer of de motor gevoed wordt.
A.
Vervang de zekeringen als ze zijn doorgebrand.
−
Indien de storing onmiddellijk opnieuw optreedt,
betekent dit dat de motor is kortgesloten.
2.
De motor start niet, maar
maakt wel geluid.
A.
Verzeker u ervan dat de voedingsspanning
overeenkomt met de spanning die is vermeld op
het plaatje.
B.
Controleer of de aansluitingen correct zijn
uitgevoerd.
C.
Controleer op het klemmenbord of alle fasen
aanwezig zijn.
D.
De as is geblokkeerd. Onderzoek of de pomp of
de motor belemmerd worden.
B.
Corrigeer eventuele fouten.
C.
Herstel eventueel de ontbrekende fase.
D.
Verwijder de belemmering.
3.
De motor draait
moeizaam.
A.
Controleer de voedingsspanning, deze zou te
laag kunnen zijn.
B.
Controleer mogelijke wrijving tussen vaste
delen en bewegende delen.
C.
Controleer de toestand van de lagers.
B.
Hef de oorzaak van de wrijving op.
C.
Vervang eventueel de beschadigde lagers.
4.
De (externe) beveiliging
van de motor treedt
onmiddellijk na de start in
werking.
A.
Controleer op het klemmenbord of alle fasen
aanwezig zijn.
B.
Controleer de beveiliging op eventuele
geopende of vuile contacten.
C.
Controleer of de isolatie van de motor defect is
door de faseweerstand en de isolatie naar de
aarde te controleren.
D.
Controleer of de pomp boven het werkpunt
werkt waarvoor hij bedoeld is.
E.
Controleer of de interventiewaarden van de
beveiliging correct zijn.
F.
Controleer of de viscositeit of de dichtheid van
de gepompte vloeistof zijn verschillend zijn van
de waarden die gebruikt zijn in de ontwerp-fase.
A.
Herstel eventueel de ontbrekende fase.
B.
Vervang het betreffende onderdeel of maak het schoon.
C.
Vervang het motorhuis met stator of herstel eventuele
aardkabels.
D.
Stel het interventiepunt in aan de hand van de krommen
van de pompkarakteristieken.
E.
Controleer de instelwaarden van de motorbeveiliging :
wijzig ze of vervang het onderdeel indien dit nodig is.
F.
Verminder het debiet met een schuifafsluiter op de
toevoerzijde of installeer een grotere motor.
Содержание NKM
Страница 96: ... 93 105 ...
Страница 98: ... 95 ...
Страница 99: ... 96 ...
Страница 117: ......
Страница 118: ......
Страница 119: ......