NEDERLANDS
33
9.
STARTEN
9.1.
Alvorens de elektropomp in werking te stellen, dient u te controleren of:
−
de pomp goed gevuld is, het pomphuis moet geheel gevuld worden. Dit om ervoor te zorgen dat de pomp meteen
regelmatig begint te werken en dat de afdichting (mechanisch of pakkingbus) goed gesmeerd is.
Als de pomp
zonder vloeistof functioneert, leidt dit tot onherstelbare schade aan zowel de mechanische pakking als de
pakkingbus
;
−
de hulpcircuits correct zijn aangesloten;
−
alle bewegende delen zijn beschermd door passende veiligheidssystemen;
−
de elektrische aansluiting tot stand is gebracht zoals hiervoor werd beschreven;
10.
STARTEN/STOPPEN
10.1.
STARTEN
10.1.1.
Open de schuifafsluiter in de aanzuiging volledig en houd de schuifafsluiter op de toevoer bijna geheel gesloten.
10.1.2.
Zet spanning op de unit en controleer de draairichting; kijkend naar de motor vanaf de kant van de ventilator moet de draairichting
met de klok mee zijn. De controle moet worden uitgevoerd na de pomp te hebben gevoed door de hoofdschakelaar snel achtereen
op starten en stoppen te zetten. Als de draairichting niet correct is, moet u twee fasedraden verwisselen, uiteraard nadat u de pomp
van het voedingsnet heeft afgekoppeld.
10.1.3.
Wanneer het hydraulische circuit volledig met vloeistof gevuld is, de schuifafsluiter van de toevoer geleidelijk openen tot hij zo ver
als toegestaan is geopend is. Controleer het energieverbruik van de motor en vergelijk dit met het verbruik dat is aangegeven op het
plaatje
met name in het geval men de motor bewust heeft uitgerust met een motor met een lager vermogen (controleer de
ontwerp-karakteristieken).
10.1.4.
Controleer met werkende elektropomp de voedingsspanning op de klemmen van de motor; deze mag niet meer dan +/- 5% afwijken
van de nominale waarde.
10.2.
STOPPEN
Sluit de afsluitinrichting van de uitlaatleiding. Indien de uitlaatleiding voorzien is van een afsluitinrichting, kan de afsluiter aan de
uitlaatzijde open blijven op voorwaarde dat er na de pomp tegendruk is. Indien de pomp warm water moet pompen, mag de pomp
pas gestopt worden nadat de warmtebron is uitgeschakeld en er zo veel tijd verstreken is als nodig is om de temperatuur van de
vloeistof tot acceptabele waarden te laten dalen, om te sterke temperatuurstijgingen in het pomphuis te voorkomen.
Als de pomp voor lange tijd niet gebruikt zal worden, sluit u de afsluitinrichting van de aanzuigleiding, en eventueel, indien deze
aanwezig zijn, ook alle hulpcontrole-aansluitingen. Om het systeem in optimale staat van werking te houden is het nodig de pomp
om de 1 - 3 maanden voor korte tijd (5 - 10 min) in werking te stellen.
In het geval de pomp uit het systeem wordt gehaald en wordt opgeslagen, gaat u te werk zoals is beschreven in par.5.1
11.
VOORZORGSMAATREGELEN
11.1.
De elektropomp mag niet te vaak per uur gestart worden. Het maximaal toegestane aantal starts is:
TYPE POMP
MAXIMAAL AANTAL STARTS/UUR
DRIEFASE MOTOREN TOT EN MET 4 kW
100
DRIEFASE MOTOREN MEER DAN 4 kW
20
11.2.
BEVRIEZINGSGEVAAR:
wanneer de pomp voor lange tijd buiten werking is bij een temperatuur lager dan 0°C, moet het pomphuis
volledig leeg worden gemaakt via de afvoerdop, om eventuele beschadiging van hydraulische componenten te voorkomen.
Controleer of de wegstromende vloeistof geen schade kan toebrengen aan voorwerpen of personen, met name in
warmwatersystemen
Sluit de afvoerdop pas weer wanneer de pomp opnieuw in gebruik wordt genomen.
Wanneer de pomp na een lange rustperiode opnieuw wordt gestart, moeten de handelingen beschreven in de paragrafen
“WAARSCHUWINGEN”
en
“STARTEN”
herhaald worden.
11.3.
Controleer, om onnodige overbelasting van de motor te voorkomen, nauwgezet of de dichtheid van de gepompte vloeistof
overeenkomt met de in de ontwerp-fase gebruikte waarde:
denk eraan dat het door de pomp opgenomen vermogen evenredig
met de dichtheid van de gepompte vloeistof toeneemt.
12.
ONDERHOUD EN REINIGING
De elektropomp mag alleen gedemonteerd worden door gespecialiseerd en gekwalificeerd personeel dat beschikt
over alle door de technische normen vereiste kwalificaties.
In elk geval mogen de reparatie- en
onderhoudswerkzaamheden uitsluitend worden uitgevoerd op de van het voedingsnet afgekoppelde pomp. Verzeker u ervan
dat hij niet onverwachts kan worden ingeschakeld.
Controleer, wanneer het voor het onderhoud nodig is de vloeistof uit het systeem af te voeren, of de wegstromende
vloeistof geen schade kan toebrengen aan voorwerpen of personen, met name in warmwatersystemen.
U dient zich bovendien te houden aan de wettelijke voorschriften voor de verwerking van eventuele schadelijke
vloeistoffen. Wanneer de pomp voor lange tijd in werking is geweest, is het mogelijk dat het moeilijk is onderdelen,
die in aanraking zijn geweest met het water, te demonteren: gebruik voor dit doel een speciaal in de handel
verkrijgbaar oplosmiddel en waar mogelijk een geschikt uittrekgereedschap.
Forceer de onderdelen niet met gereedschappen die hiervoor niet geschikt zijn.
12.1. Periodieke controles
De elektropomp behoeft bij normale werking geen onderhoud. Het is echter raadzaam periodiek een controle uit te voeren van: de
stroomopname, de manometer-opvoerhoogte bij gesloten opening en bij maximale opbrengst. Op die manier kunt u defecten of slijtage
bijtijds opsporen. Stel zo mogelijk een onderhoudsprogramma op, zodat u zich met een minimum aan kosten en met een minimaal
verlies aan productietijd van de machine verzekert van een probleemloze functionering en langdurige en kostbare reparaties vermijdt.
Содержание NKM
Страница 96: ... 93 105 ...
Страница 98: ... 95 ...
Страница 99: ... 96 ...
Страница 117: ......
Страница 118: ......
Страница 119: ......