NEDERLANDS
34
10. HET OPSPOREN EN VERHELPEN VAN STORINGEN.
Storingen
Controles (mogelijke oorzaken)
Oplossingen
De motor start niet en maakt geen
geluid.
−
Controleer de zekeringen.
Indien doorgebrand, vervangen.
−
Controleer de elektrische
aansluitingen.
Corrigeer eventuele fouten.
−
Controleer of de motor stroom
krijgt.
−
Activering van de motorbeveiliging,
bij de monofase uitvoeringen,
wegens overschrijding van de
maximum temperatuurlimiet.
Wacht op de automatische reset van
de motorbeveiliging, nadat de
temperatuur weer onder de
maximumlimiet is gezakt.
De motor start niet maar maakt geluid.
−
Controleer of de netspanning
overeenkomt met de spanning die
op het plaatje is vermeld.
−
Controleer de elektrische
aansluitingen.
Corrigeer eventuele fouten.
−
Controleer of alle fasen aanwezig
zijn.
Herstel de ontbrekende fase.
−
Controleer de pomp en de motor op
blokkeringen.
Verwijder de blokkering.
De motor draait moeizaam.
−
Ga na of de voedingsspanning
voldoende is.
−
Controleer op aanlopen tussen
bewegelijke en vaste delen.
Elimineer de oorzaak van het
aanlopen.
−
Controleer de toestand van de
lagers.
Vervang de beschadigde lagers.
De (externe) motorbeveiliging wordt
meteen na de start geactiveerd.
−
Controleer of alle fasen aanwezig
zijn.
Herstel de ontbrekende fase.
−
Controleer op mogelijke geopende
of vuile contacten in de beveiliging.
Vervang het betreffende component
of maak het schoon.
−
Controleer op mogelijke defecte
isolatie van de motor door de
faseweerstand en de isolatie naar
de massa te controleren.
Vervang de motorkast met stator of
herstel mogelijke aardgesloten
kabels.
De motorbeveiliging wordt te vaak
geactiveerd.
−
Controleer of de
omgevingstemperatuur niet te hoog
is.
Zorg voor voldoende ventilatie van de
ruimte waar de pomp geïnstalleerd is.
−
Controleer de afstelling van de
beveiliging.
Stel de beveiliging af op een
stroomwaarde die geschikt is voor de
opname van de motor bij volledige
belasting.
−
Controleer de toestand van de
lagers.
Vervang de beschadigde lagers.
−
Controleer de draaisnelheid van de
motor.
De pomp geeft geen vloeistof af.
−
Controleer of de pomp gevuld is.
−
Controleer voor driefase motoren
de draairichting.
Draai twee voedingsgeleiders om.
−
Niveauverschil aanzuiging te groot.
−
Diameter van zuigleiding te klein of
te lang horizontaal traject.
Vervang de zuigleiding door een
leiding met grotere diameter.
−
Voetklep of zuigleiding
geblokkeerd.
Maak de voetklep of de zuigleiding
schoon.