1. Bij gebruik van de carrosserie als massaklem
moet de gekozen plaats een goed elektrisch con-
tact met de hoofdcarrosserie bezitten (b.v. door
voldoende aantal laspunten). Eventuele lak op
het contactpunt moet volledig worden verwijderd.
2. Om aardlussen te vermijden, moet de massa van
de autoradio worden verbonden met hetzelfde
punt waarmee de uitgangsversterker met de
massa is verbonden.
6.1.3 Stuurspanning om in te schakelen
De uitgangsversterker van de auto-installatie wordt
door +12 V voedingsspanning op de RMT-aanslui -
ting (11) in- en uitgeschakeld. Verbind de aansluiting
REM met de 12 V-schakeluitgang van de autoradio
(aansluiting voor een motorantenne, eventueel met
de motorantenne parallel schakelen).
6.2 Ingangen
De uitgangsversterker wordt via cinch-kabels met
de lijnuitgangen van de autoradio (of van een
andere signaalbron) verbonden. Als de autoradio
echter niet met lijnuitgangen is uitgerust, kunnen
de luidsprekeruitgangen van de autoradio via een
audio transmissie-eenheid (b.v. FGA-22HQ*) met de
lijningangen van de uitgangsversterker worden ver-
bonden. De aansluiting stemt zich af op de ge
-
wenste bedrijfsmodus van de uitgangsversterker:
6.2.1 4-kanaals werking
(figuur 3)
Plaats de schakelaar CHANNEL (8) voor 4-kanaals
werking in de stand “4”. Verbind de uitgangen van
de autoradio als volgt met de ingangen INPUT CH 1
tot CH 4 (1 en 2):
vooraan links
op kanaal 1
vooraan rechts
op kanaal 2
achteraan links
op kanaal 3
achteraan rechts op kanaal 4
Indien de autoradio niet is uitgerust met uitgangen
voor de kanalen achteraan, verbind dan de uitgang
van het linker kanaal via een Y-kabel (b.v. CBA-
25/SW*) met de ingangsjacks van de kanalen 1 en
3, en verbind de uitgang van het rechter kanaal via
een andere Y-kabel met de ingangsjacks van de
kanalen 2 en 4.
6.2.2 Actieve 2-kanaals werking
(figuur 4)
Plaats de schakelaar CHANNEL (8) voor de actieve
2-kanaals werking in stand “2”. Verbind de
uit -
gangen van de autoradio met de ingangen INPUT
CH 3 en 4 (2):
linker kanaal
op kanaal 3
rechter kanaal op kanaal 4
Kanaal 1 ontvangt het signaal van ingang 3, kanaal
2 dat van ingang 4.
6.2.3 Brugwerking
(figuur 5)
Wilt u met de bruggeschakelde kanalen 1 en 2 de
linker luidspreker aansturen, en met de bruggescha-
kelde kanalen 3 en 4 de rechter luidspreker, verbind
dan de uitgang van het linker kanaal op de autoradio
via een Y-kabel (b.v. CBA-25/SW*) met de ingangen
INPUT CH 1 en CH 2 (1), en de uitgang van het
rechter kanaal via een andere Y-kabel met de in gan-
gen CH 3 en CH 4 (2). Plaats de schakelaar
CHANNEL (8) hiervoor in de stand “4”.
6.2.4 3-kanaals werking
(figuur 6)
Plaats de schakelaar CHANNEL (8) voor de 3-ka -
naals werking in stand “3”. Verbind de uitgangen
van de autoradio als volgt met de ingangen INPUT
(1 en 2):
linker kanaal
op kanaal 1
rechter kanaal op kanaal 2
Subwoofer L
op kanaal 3
Subwoofer R
op kanaal 4
Indien de autoradio niet is uitgerust met ingangen
voor een subwoofer-versterker, verbind dan de
ingangen van de kanalen 3 en 4 met de beide jacks
OUTPUT (9) – zie figuur 6.
6.3 Lijnuitgang
Op de beide jacks OUTPUT (9) is het monosignaal
van de ingangen 1 – 4 beschikbaar. Indien u een
subwoofer-versterker in de auto-installatie wilt ge -
bruiken, en de autoradio beschikt hiervoor niet over
de nodige uitgangen, dan kunt u de ingangen van de
subwoofer-versterker op de jacks OUTPUT aanslui-
ten (zie evt. ook hoofdstuk 6.2.4).
6.4 Luidspreker
U kunt full range-luidsprekers (2- of 3-kanaals luid-
sprekers), midden- en hogetoonluidsprekers, bas-
luidsprekers of een subwoofer gebruiken.
Het grootste uitgangsvermogen bereikt u door 2 Ω-
luidsprekers of een luidsprekergroep met een totale
impedantie van 2 Ω per kanaal aan te sluiten (b.v.
luidsprekers van 4 Ω parallel geschakeld). U kunt
evenwel ook afzonderlijke luidsprekers van 4 Ω aan-
sluiten, waarbij het uitgangsvermogen iets lager ligt.
Sluit de luidsprekers aan op de klemmen SPEAKER
(16). De uiteindelijke aansluiting stemt zich af op de
gewenste bedrijfsmodus van de uitgangsversterker:
Let op!
De impedantie van de luidspreker resp. de totale
impedantie van luidsprekergroepen die in brugwer-
king worden aangestuurd, mag niet lager liggen
dan 4 Ω!
Belangrijk!
Alle luidsprekers moeten een dubbelpolige aan-
sluiting hebben met de uitgangsversterker, d.w.z.
zonder gemeenschappelijke massaverbinding.
Houd bij de keuze van geschikte luidsprekers in elk
geval rekening met hun mechanische en elektri-
sche lastvermogen in combinatie met het
ge -
selecteerde vermogen van de uitgangsversterker
(zie ook technische gegevens van de uitgangsver-
sterker op pagina 18).
mejor directamente al terminal negativo de la bate-
ría del coche.
Notas
1. Cuando se utiliza el chasis como conexión de
masa, el lugar utilizado debe tener un buen con-
tacto eléctrico al chasis principal (ej. con suficien-
tes puntos de soldadura). Debe eliminar comple-
tamente la laca posible al punto de contacto.
2. Para prevenir bucles de masa, la masa de la
radio del coche debe ser aplicada en el mismo
sitio donde está la masa del amplificador.
6.1.3 Voltaje de control para conectar
El amplificador de car audio se conecta y desco-
necta con el voltaje de control de +12 V en el termi-
nal REM (11). Conectar el terminal REM a la salida
de control de 12 V de la radio del coche (conexión
para una antena a motor, si es necesario, para ser
conectada en paralelo a la antena a motor).
6.2 Entradas
El amplificador se conecta vía cables con conecto-
res RCA a las salidas línea de la radio del coche (o a
otra fuente de señal). Aún así, si la radio del coche
no está equipada con salidas línea, las salidas de los
altavoces de la radio del coche pueden conectarse
vía un transformador audio (ej. FGA-22HQ*) a las
entradas línea del amplificador. La conexión de
-
pende del modo operativo deseado del amplificador:
6.2.1 Funcionamiento a 4 canales
(fig. 3)
Colocar la tecla CHANNEL (8) para el funciona-
miento a 4 canales en la posición “4”. Conectar las
salidas de la radio del coche a las tomas INPUT
CH 1 hasta CH 4 (1 y 2) tal y como sigue:
Delantero izquierdo
al canal 1
Delantero derecho
al canal 2
Trasero izquierdo
al canal 3
Trasero derecho
al canal 4
Si la radio del coche no está equipada con salidas
para los canales traseros, conectar la salida del
canal izquierdo vía un cable en Y (ej. CBA-25/SW*)
a las tomas de entrada de los canales 1 y 3 y la
salida del canal derecho vía otro cable en Y a las
tomas de entrada de los canales 2 y 4.
6.2.2 Funcionamiento activo de 2 vías
(fig. 4)
Colocar la tecla CHANNEL (8) para el funciona-
miento activo de 2 vías en la posición “2”. Conectar
las salidas de la radio del coche a las entradas
INPUT CH 3 y CH 4 (2):
Canal izquierdo al canal 3
Canal derecho al canal 4
El canal 1 recibe la señal desde la entrada 3 y el
canal 2 desde la entrada 4.
6.2.3 Modo punteado
(fig. 5)
Si los canales 1 y 2 en modo punteado conducen el
altavoz izquierdo y los canales 3 y 4 en modo punte-
ado el altavoz derecho, conectar la salida del canal
izquierdo a la radio del coche vía un cable en Y (ej.
CBA-25/SW*) a las entradas INPUT CH 1 y CH 2 (1)
y la salida del canal derecho vía otro cable en Y a las
entradas INPUT CH 3 y CH 4 (2). Para este propó-
sito, colocar la tecla CHANNEL (8) en posición “4”.
6.2.4 Funcionamiento a 3 canales
(fig. 6)
Colocar la tecla CHANNEL (8) para el funciona-
miento de 3 canales en posición “3”. Conectar las
salidas de la radio del coche a las entradas INPUT
(1 y 2) tal y como sigue:
Canal izquierdo al canal 1
Canal derecho al canal 2
Subwoofer L
al canal 3
Subwoofer R
al canal 4
Si la radio del coche no está equipada con las sali-
das para un amplificador para subwoofer, conectar
las entradas de los canales 3 y 4 a las tomas OUT-
PUT (9) – ver fig. 6.
6.3 Salida línea
La señal mono de las entradas 1 hasta 4 es pre-
sente en las dos tomas OUTPUT (9). Si un amplifi-
cador para subwoofer debe insertarse en el sistema
de car audio y si la radio del coche no está equipada
con salidas para un amplificador para subwoofer,
las entradas del amplificador para subwoofer pue-
den conectarse a las tomas OUTPUT (ver también
el capítulo 6.2.4, si es necesario)
6.4 Altavoces
Es posible utilizar altavoces de larga banda (2 o 3
vías), altavoces de medios-altos, altavoces de
bajos, o un subwoofer.
La mayor potencia de salida se consigue cuando se
conectar altavoces de 2 Ω o un grupo de altavoces
con una impedancia total de 2 Ω por canal (ej. dos
altavoces 4 Ω conectados en paralelo). Aún así, es
también posible conectar altavoces individuales de
4 Ω en el cual caso la potencia de salida se reduce
levemente.
Conectar los altavoces a los terminales SPEAKER
(16). La conexión exacta de los altavoces depende
del modo operativo deseado para el amplificador:
¡Atención!
La impedancia de los altavoces o la impedancia
total de un grupo de altavoces que están conecta-
dos en modo punteado no debe ser inferior a 4 Ω!
¡Importante!
Todos los altavoces deben conectarse con 2 polos,
es decir sin conexión común de masa.
Cuando se escoja los altavoces apropiados, poner
atención a su capacidad mecánica y eléctrica en
relación a la potencia utilizada del amplificador (ver
también especificaciones del amplificador en la
pág. 18).
16
NL
B
E
* de CARPOWER
* van CARPOWER