Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo DrainAlarm/-GSM
59
OPSTELLING
Nederlands
AANWIJZING
Bij het gebruik van de alarmschakelkast
DrainAlarm GSM dient u op het volgende te
letten:
•
Op de montageplaats mogen geen voorwerpen
met veel staal of water aanwezig zijn. Bovendien
mogen er zich geen elektrische apparaten be-
vinden op de montageplaats die sterke elektri-
sche velden kunnen veroorzaken (bijv. motoren,
draadloze toestellen). Dit kan de ontvangst-
sterkte van het GSM-signaal verzwakken.
•
De GSM-antenne is zelfklevend. Er moet voor de
montage een geschikt oppervlak aanwezig zijn.
•
Om een verkeerde plaatsing van de alarmscha-
kelkast te vermijden, moet met een mobiel
zendapparaat de ontvangststerkte op de mon-
tageplaats worden gecontroleerd. Let er hierbij
op dat het mobiele zendapparaat dezelfde
netaanbieder gebruikt als de alarmschakelkast.
De ontvangststerkte kan sterk verschillen van
aanbieder tot aanbieder.
5.3.1. Algemene aanwijzingen voor de bevestiging van
de alarmschakelkast
De montage van de alarmschakelkast kan op ver-
schillende bouwwerken (betonwand, montagerail
etc.) plaatsvinden. Daarom moet het juiste beves-
tigingsmateriaal voor het betreffende bouwwerk
door de gebruiker worden geleverd.
Neem de volgende aanwijzingen voor het beves-
tigingsmateriaal in acht:
•
Let op de juiste randafstand om scheuren en het
afspringen van de bouwstof te vermijden.
•
De diepte van de boring is afhankelijk van de
schroeflengte. Wij adviseren een boordiepte voor
een schroeflengte van +5 mm.
•
Boorstof heeft een nadelige invloed op de houd-
kracht. Daarom geldt: Boring altijd uitblazen of
uitzuigen.
•
Let er bij de montage op dat het bevestigingsma-
teriaal niet beschadigd raakt.
5.3.2. Montage van de alarmschakelkast
De bevestiging van de alarmschakelkast gebeurt
in de regel met vier schroeven en pluggen aan de
muur.
1. Demonteer de afdekking aan de alarmschakel-
kast en houd deze aan het daarvoor bestemde
montagevlak.
2. Teken de vier gaten aan het montagevlak af en
leg de alarmschakelkast opnieuw op de grond
neer.
De gatenafstanden vindt u ook op de bodem
van de alarmschakelkast!
3. Boor de gaten conform de aanwijzingen van het
gebruikte bevestigingsmateriaal. Neem ook de
aanwijzingen voor gebruik in acht!
4. Bevestig de alarmschakelkast aan de muur.
5. Monteer de afdekking opnieuw op het huis.
5.3.3. Bewaking van een niveau
Voor de niveauregistratie moet een geschikte
signaalgever geplaatst en aangesloten worden:
•
DrainAlarm: Vlotterschakelaar
•
DrainAlarm GSM: Vlotterschakelaar of niveausen
-
sor
De signaalgever moet door de klant beschikbaar
worden gesteld. De montage van de signaalgever
in de gebruiksruimte gebeurt volgens het monta-
geplan van de installatie.
Bij gebruik van een vlotterschakelaar moeten de
volgende punten in acht genomen worden:
•
De vlotterschakelaar moet zich vrij binnen de
ruimte (pompput, reservoir) kunnen bewegen!
•
Het schakelpunt van de vlotterschakelaar moet
voor de aansluiting op de alarmschakelkast wor-
den gecontroleerd!
5.4. Elektrische aansluiting
LEVENSGEVAAR door gevaarlijke elektrische
spanning!
Voor het aansluiten van de afzonderlijke
signaalgevers moet de afdekking van het huis
worden gedemonteerd. Bij een ondeskundige
elektrische aansluiting bestaat levensgevaar
door elektrische schok! De aansluiting mag
alleen bij een stroomloze alarmschakelkast
worden uitgevoerd:
•
Stekker loskoppelen
•
Accu loskoppelen
•
Netaansluiting pas aan het einde van de in-
stallatie uitvoeren.
•
Elektrische aansluiting uitsluitend door een
elektrotechnicus met toelating door het
plaatselijke energiebedrijf en overeenkomstig
de plaatselijk geldende voorschriften laten
uitvoeren.
GEVAAR door explosieve atmosfeer!
Bij het gebruik van de aangesloten signaal-
gever binnen explosieve zones moet deze via
een intrinsiek veilige stroomkring worden
aangesloten. Bij directe aansluiting van de
signaalgever bestaat levensgevaar door
explosie! De aansluiting moet altijd door een
elektrotechnicus uitgevoerd worden.
•
Stroom en spanning van de netaansluiting
moeten overeenkomen met de gegevens op het
typeplaatje.
•
Een foutstroomveiligheidsschakelaar (RCD) moet
in de toevoerleiding aanwezig zijn.
•
De spanningskabel overeenkomstig de geldende
normen/voorschriften leggen, door de kabel-
schroefverbindingen inbrengen en bevestigen.
5.4.1. Aansluiting alarmingangen: digitale signaalge-
ver
DrainAlarm
1 x alarmingang aan de klemmenstrook (afb. 1,
pos. 4):
•
Klem: 6 en 7