69
3.0 AUTOMATISCHE VEILIGHEIDSCONTROLES
De ovens zijn uitgerust met een serie automatische veiligheidscontroles voor het watersysteem en het elektri-
sche systeem.
3.0A Zekering van 2A:
deze is in het hulpcircuit geïnstalleerd als bescherming tegen kortsluiting in het elektri-
sche systeem en is gelegen bij de bevestigingsbeugel van de schakelaars.
3.0E Veiligheidsthermostaat ovenruimte:
schakelt de verwarmingselementen in de elektrische modellen uit
of sluit de gasklep in de desbetreffende apparatuur.
3.0F Deurschakelaar
onderbreekt de werking van de oven wanneer de ovendeur wordt geopend.
3.0L Gasveiligheidsklep
: de klep is uitgerust met een elektronisch besturingsapparaat dat de gasstroom binnen
10 seconden onderbreekt als de branders niet aanslaan. De verlichting van de branders kan worden herhaald
nadat het elektronische apparaat handmatig is gereset met de drukknop (Z) op het bedieningspaneel.
3.1 VERVANGING VAN RESERVEONDERDELEN
De vervanging van beschadigde onderdelen moet uitgevoerd worden door gekwalificeerd personeel.
Om de te vervangen onderdelen bij de fabrikant aan te vragen moet het model en serienummer van de oven op-
gegeven worden.
U kan deze informatie terugvinden op het typeplaatje dat op de oven is aangebracht.
Vooraleer onderdelen te vervangen, dient u zich er om veiligheidsredenen van te verzekeren dat de elektriciteit is
uitgeschakeld en dat het water en eventueel het aan/uit-ventiel van het gas gesloten zijn.
3.2 CONTROLE VAN DE FUNCTIES
Nadat de oven geïnstalleerd is, is het nodig om een lektest van het waternetwerk uit te voeren.
De installateur moet met de daartoe geschikte meetinstrumenten nagaan dat het geluidsniveau de 70
dB niet overschrijdt.
Het label ISO 3864-1 hiernaast moet worden aangehecht op een zichtbare plaats, op 1,6
m hoogte van de grond. Voor de vloermodellen bevindt het label zich al op de geschikte
plaats. Voor de tafelmodellen wordt het label geleverd samen met de documentatie, en
dient het na de installatie bevestigd te worden op een zichtbare plaats op het toestel op
1,6 m boven de grond.
De installateur moet de correcte werking van de oven nagaan, de nodige instructies geven
aan de klant, en deze handleiding afgeven die de gebruiker nauwgezet dient op te volgen.
BELANGRIJK
: Voordat de gebruiker de oven inschakelt en deze gebruikt voor een kook- of reinigingscyclus, is
het noodzakelijk dat de installateur of een gekwalificeerde technieker nagaat of alle verbindingen zijn uitgevoerd
volgens de instructies in de handleiding.
De technieker of de installateur moet de controle daarom als volgt uitvoeren:
• De oven moet geplaatst en bevestigd worden (horizontale positie) op een steun of op een schap.
De stabiliteit moet gegarandeerd zijn.
• De bekabeling moet worden aangesloten volgens de instructies en de stroomkabel mag zich niet in een positie
bevinden die lager is dan aangegeven in de handleiding.
• De druk en hardheid van het water dat naar de oven stroomt, moet overeenstemmen met de waarden die
worden aangegeven in deze handleiding.
• De afvoerleiding van de oven moet correct aangesloten worden en het gebruikte materiaal moet bestand zijn
tegen de hoge werkingstemperaturen.
Nadat alles werd gecontroleerd, open dan het aan/uit-ventiel voor het water, eventueel het aan/uit-ventiel voor
het gas en de beveiligingsschakelaar, die allemaal stroomopwaarts zijn geïnstalleerd. De installateur moet de
juiste werking van de oven controleren en de nodige instructies geven aan de gebruiker voor een correct gebruik
van de oven. De installateur moet ook nagaan dat de gebruiker een exemplaar van deze handleiding ontvangen
heeft.
NL