van het gasventiel hierdoor beschadigd kan worden en de lekdichtheid zo niet gegarandeerd zou
zijn.
De slang (4) moet met de schroefdraad aan de uitgang van de drukregelaar (5) verbonden
worden door linksom te draaien met een geschikte schroefsleutel SW17.
Controleer vóór de ingebruikname van de gaskachel met een gaslekspray dat er geen
ondichtheid is en geen gas lekt.
Gebruik geen open vlammen om te controleren op eventuele lekken.
Controleer hiervoor alle verbindingsstukken terwijl het flesventiel geopend is en het
instellingsapparaat van de gaskachel gesloten is.
Zet na een geslaagde dichtheidscontrole de gasfles in het apparaat en bevestig de achterwand.
Let er zeker op dat de slang (4) niet geknikt wordt.
Vervangen van de gasfles
•
Verzeker u ervan dat het gasventiel van de gasfles goed gesloten is en dat er in de
onmiddellijke omgeving geen open vuur is.
•
Neem de gasfles uit de opbergruimte en let er daarbij op dat de slang niet uitgerekt of
geknikt wordt. Schroef de drukregelaar rechtsom los.
•
Vervang de lege gasfles door een volle en zet de lege op een veilige plek.
•
Monteer de drukregelaar weer op de gasfles en berg deze op op de voorziene plek.
•
Open het flesventiel en controleer alle aansluitingen op hun dichtheid.
Zuurstoftekortbeveiliging
De kachel is uitgerust met een waakvlam die tegelijkertijd als zuurstoftekortbeveiliging dient. Deze
schakelt de kachel automatisch uit voordat het koolstofdioxidegehalte in de lucht de op het moment
1. Verbindingsmoer
5. Drukregelaar - schroefdraad aan de uitgang
4. Slang
3. Flesventiel
2. Drukregelaar
Flesventielschroefdraad met
Dichtheidscontrole
Ondicht
Dicht
