14
14
14
15
15
• Het opladen van de accu’s moet plaatsvinden bij temperaturen
tussen 5°C en 35°C. Bewaar de acculader en de accu’s bij tempera-
turen tussen -20°C en 40°C.
Zorgvuldige verzorging voorkomt schade
aan de accu’s. Bij onvakkundige omgang met de lader/accu’s kan ac-
cuvloeistof vrijkomen en bestaat een risico op elektrische schokken en
brandwonden.
• Let erop dat de netstroomvoorziening geschikt is voor de lader.
Probeer niet om een transformator, generator of gelijkstroomstop-
contact te gebruiken.
Daardoor kan de acculader beschadigd raken en
bestaat er een risico op elektrische schokken, brand of verbrandingen.
• Let erop dat de acculader niet afgedekt wordt, terwijl deze in bedrijf
is.
Een probleemloos bedrijf van de acculader vereist een toereikende
ventilatie. Het afdekken van de ventilatieopeningen kan brand veroorza-
ken. Aan alle zijden van de acculader zou een ruimte van minimaal 10 cm
vrijgehouden moeten worden.
• Trek de netstekker van de acculader uit het stopcontact, wanneer
deze niet in gebruik is.
Daardoor reduceert u het risico op lichamelijk
letsel voor kinderen en onervaren personen.
• Laad de accu niet in vochtige, natte of explosiegevaarlijke omge-
vingen. Bescherm de lader tegen regen, sneeuw en vuil.
Vervuilingen
en nattigheid verhogen het risico op elektrische schokken.
• Open niet de behuizing van de acculader.
Reparaties mogen alleen
op locaties worden verricht waar dit toegestaan is.
• Draag de acculader niet aan de netkabel.
Dit verlaagt het risico op een
elektrische schok.
2.2 Veiligheidsaanwijzingen m.b.t. accu’s
• Afgedankte accu’s dienen op correcte wijze afgevoerd te worden.
Bij grote hitte kan de accu exploderen, hij mag dus niet verbrand worden.
Plak de polen af met plakband om direct contact met andere objecten te
vermijden. In diverse landen gelden bijzondere voorschriften voor de af-
voer van afgedankte accu’s. Neem de plaatselijk geldende voorschriften
in acht. Verdere informatie vindt u in de paragraaf Afvoer aan het einde
van de levensduur.
• Leg geen accu’s met beschadigde behuizing in de acculader in.
Beschadigde accu’s verhogen het risico op een elektrische schok.
• Ontmantel nooit accu’s.
Binnen de accu’s bevinden zich geen onderde-
len, waaraan de gebruiker zelf onderhoud kan verrichten. Ontmanteling
van accu’s kan een elektrische schok of verwondingen tot gevolg hebben.
• Vermijd contact met vloeistoffen die uit een beschadigde accu uit-
treden.
Deze vloeistoffen kunnen verwondingen door bijtende stoffen of
huidirritaties veroorzaken. Wanneer men per ongeluk in contact komt met
dergelijke vloeistoffen, dienen de betroffen huidgedeelten grondig met
water afgespoeld te worden. Wanneer dergelijke vloeistoffen in contact
met de ogen komen, moet een arts geraadpleegd worden.
3 Beschrijving en technische gegevens
3.1 Beschrijving
De VIEGA acculader 2487 is ontworpen om de VIEGA 18V lithium-ion-
accu‘s te laden, die in de paragraaf Toebehoor vermeld staan. Deze ac-
culader vereist geen instelhandelingen.
3.2 Technische gegevens
Ingang
beschikbaar voor 120 V AC of 230 V AC
Uitgang
18 V DC
Accutype
Lithium-ion
Ingangsstroom/-vermogen
0,6 A – 1,2 A; 55 W
Gewicht
0,73 kg
Maten (LxBxH)
(153 x 142 x 94 mm)
Laadduur
18 V 1,1 Ah = 35 tot 40 min.
18 V 2,2 Ah = 70 tot 75 min.
18 V 3,3 Ah = 105 tot 110 min.
Koeling
Passieve convectiekoeling (zonder ventilator)
De acculader en de accu’s zijn niet compatibel met andere VIEGA
lithium-ion-accu’s en acculaders.
Symbolen
Dubbel geïsoleerd
Alleen bestemd voor gebruik in besloten ruimtes.
4 Controle en voorbereiding van de acculader
Controleer de acculader en de accu’s dagelijks vóór gebruik en
hef eventuele storingen op. Bereid de acculader volgens deze aan-
wijzingen voor om het risico op letsel door elektrische schokken,
brand en andere oorzaken en materiële schade aan het apparaat en
systeem te minimaliseren.
1. Verzeker u ervan dat de netstekker van de acculader uit het stopcontact
getrokken is.
Controleer de netkabel, de acculader en de accu’s op schades of veran-
deringen alsmede op defecte, versleten, ontbrekende, fout uitgelijnde of
vasthangende onderdelen. Bij storingen mag u de accuader of de accu‘s
pas gebruiken, nadat de betreffende delen adequaat gerepareerd of ver-
vangen zijn.
2. Verwijder olie, vet en vervuiling van het apparaat zoals beschreven in
de paragraaf reiniging. Daardoor voorkomt u dat het apparaat u uit de
hand glijdt en zorgt u voor een goede ventilatie. Bovendien worden even-
tuele scheuren of schades zichtbaar.
3. Controleer of de waarschuwingsstickers en typeplaten op de acculader
en de accu’s intact en goed leesbaar zijn. Afbeelding 2 toont het waar-
schuwingsplaatje aan de onderzijde van de acculader. Afbeelding 3 toont
de plaatjes aan de onderzijde van een accu.
4. Kies een geschikte locatie voor de acculader. Controleer de werkomge-
ving op:
• Ontvlambare vloeistoffen, dampen of stof, die eventueel kunnen ont-
branden. Zijn dergelijke gevarenbronnen aanwezig, dan moet u pas in
een dergelijke omgeving gaan werken, wanneer deze opgespoord en
Afbeelding 1 – VIEGA 2487 acculader en accu