90
temperatuureenheid „Unit“ instellen
Via de functie „Unit“ kan de weergegeven temperatuureenheid worden ingesteld.
Schakel het meettoestel in door kort op de meetknop (5) te drukken.
Kies binnen de vooringestelde uitschakeltijd via de toets „MODE“ het instelmenu „Unit/Mem/E“.
U raakt via de knop „F1“ naar het instelmenu „Unit“.
Kies de eenheid waarin de meetwaarde moet worden weergegeven.
°C = graden Celsius
°F = graden Fahrenheit
Via de knop „MODE“ keert u terug naar het instelmenu.
Het omzetten heeft effect op alle meetwaarden. De opgeslagen gegevens worden eveneens in de geselecteer-
de eenheid weergegeven en bij wijziging veranderd.
Emissiegraad „E“ instellen
Het meettoestel is uitgerust met een instelling van de emissiegraad. Zo kunnen bij verschillende materialen en
oppervlakken nauwkeurige meetwaarden worden bepaald. De emissiegraad kan afzonderlijk van 0,10 tot 1,00 via
een geïntegreerde materiaaltabel met de gangbare materiaaloppervlakken worden ingesteld.
Schakel het meettoestel in door kort op de meetknop (5) te drukken.
Kies binnen de vooringestelde uitschakeltijd via de toets „MODE“ het instelmenu „Unit/Mem/E“.
U raakt via de knop „F3“ naar het instelmenu „E“.
Emissiegraad individueel instellen
De emissiegraad kan via de functieknoppen „F1“ en „F3“ in stappen van 0,01 in een bereik van 0,10 tot 1,00 worden
ingesteld.
Bevestig de invoer met de meetknop (5) of druk op de knop „MODE“.