85
h) gegevensoverdracht voor interface instellen
Selecteer met de functieknoppen „F1“ of „F3“ de functie „Send Data“. De geselecteerde functie wordt met een balk
gemarkeerd.
Druk op de knop „F2“ om de keuze te bevestigen. In het volgende menu kan de overdrachtmodus voor realtime-
gegevensoverdracht of geheugenoverdracht worden ingesteld. Met de knoppen „F1“ en „F3“ gebeurt de selectie
voor realtime-gegevensoverdracht „Real Time“ of geheugenoverdracht van de interne geheugenplaatsen „Memory“.
Met knop „F2“ kan de functie worden in- en uitgeschakeld (aanduiding „On“ = aan, aanduiding „Off“ = uit).
De geactiveerde interface voor de realtime-gegevensoverdracht wordt door het USB-symbool (7H) in het scherm
weergegeven.
Druk op de knop „MODE“. Het scherm schakelt naar het hoofdmenu terug.
Bij de realtime-gegevensoverdracht moet het continu meten worden geactiveerd aangezien de automatische
uitschakelen in meetpauzes actief wordt
9. mEEtBEDrIjf
Om nauwkeurige meetwaarden te bepalen, moet de infrarood thermometer aan de omgevingstempera-
tuur aangepast zijn. Laat het toestel bij verandering van standplaats aan de nieuwe omgevingstempera-
tuur wennen.
Langere metingen van hoge temperaturen op een kleine meetafstand leiden tot het het opwarmen van de
meetapparaten en daarmee tot foutieve metingen. Om nauwkeurige meetwaarden te bereiken geldt de
vuistregel: Hoe hoger de temperatuur, hoe groter de meetafstand en hoe korter de meetduur moet zijn.
Glanzende oppervlakken vervalsen bij de IR-meting het meetresultaat. Ter compensatie kan het oppervlak van
glanzende voorwerpen met kleefband of matzwarte verf afgedekt worden. Het toestel kan niet door transpa-
rante oppervlakken zoals b.v. glas meten. Het toestel zal in plaats daarvan de oppervlaktetemperatuur van het
glas meten.
a) Ir-meting
Richt de meetopening (9) verticaal op het meetobject. Let op dat het meetobject niet kleiner is dan het IR-meet-
oppervlak van het toestel.
Druk op de meetknop (5) en houd deze ingedrukt. De meetwaarde (7B) wordt op het
display weergegeven. De weergegeven meetwaarde komt overeen met de gemid-
delde oppervlaktetemperatuur van het IR-meetoppervlak. Tijdens de meting wordt
„SCAN“ (7D) op het scherm weergegeven. Bij overschrijden van het temperatuurge-
bied wordt „----“ op het scherm weergegeven.
Na het loslaten van de meetknop (5) wordt voor een betere aflezing de laatste meetwaarde nog tot aan de auto-
matische uitschakeling (voorinstelbaar van 7 - 60 seconden) op de installatie weergegeven. Verder verschijnt de
indicatie „HOLD“ (7D).
Het toestel schakelt na het loslaten van de meetknop (5) automatisch na de vooringestelde tijd uit.