142
o) Weerstandsmeting
• Beweeg het instelwiel (7) op het symbool voor de weerstandsmeting, zie
afbeelding rechts.
Controleer of alle te meten schakeldelen, schakelingen en componenten
evenals andere meetobjecten absoluut spanningsloos en ontladen zijn.
• Sluit de meetleidingen aan de stroomtang aan.
• Controleer voor de meting de meetleidingen op doorgang. Verbind daarvoor de beide
meetpunten met elkaar. Hierbij moet op het LCD-scherm een weerstandswaarde van ca.
0,5
Ω
worden weergegeven (inwendige weerstand van de meetleidingen).
• Verbind nu de meetleidingen met het meetobject.
• Zodra „OL“ op het LCD-scherm verschijnt, hebt u het meetbereik overschreden of is het
meetcircuit onderbroken.
• Verwijder na de meting de meetsnoeren van het meetobject en schakel de stroomtang
uit. Draai daarvoor het instelwiel (7) in de positie „OFF“.