86
10. Geluidsniveaumeting
Wees voorzichtig bij hoge geluidsniveau. Uw gehoor kan schade oplopen. Gebruik in een lawaaiige omge-
ving altijd gehoorbescherming! Zorg ervoor dat er zich geen voorwerpen of personen tussen de meetmi-
crofoon (9) en de geluidsbron bevinden.
De meting van een geluidsbron dient steeds rechtstreeks plaats te vinden. Richt de geluidsniveaumeter
met de meetmicrofoon rechtstreeks op de geluidsbron.
Om de geluidsgolven zelf niet te beïnvloeden, houdt u het meetapparaat met de arm zo ver mogelijk van uw lichaam
of bevestigt u het op het meegeleverde statief. Houd indien mogelijk afstand tot de meetplaats. Op de achterkant van
de behuizing bevindt zich een statiefbevestiging (10).
Vermijd trillingen of bewegingen van het meetapparaat.
Gebruik bij wind (>10m/s) de meegeleverde windbescherming, om de meetwaarde niet te vervalsen met windgelui-
den. De windbescherming beïnvloedt de meetwaarde niet.
1
Ga als volgt te werk om het geluidsniveau te meten:
1. Gebruik eventueel de meegeleverde windbescherming op de meetmicrofoon.
2. Schakel het meetapparaat in door op de aan/uit-knop (1) te drukken.
3. Druk op de knop (3) om de geluidsniveaumodus te activeren. Het symbool "SOUND" wordt in het lcd-display
(7) in veld (B) weergegeven wanneer de geluidsniveaumodus is geactiveerd.
4. Informatie over de wijziging van de eenheid vindt u in hoofdstuk 9, "Instelvariabele" paragraaf b) "Instellingen van
de eenheden veranderen, eenheid van het geluidsniveau instellen".
5. Kies de meetmodus FAST of SLOW door het drukken op de knop (15). Het symbool van de geactiveerde
meetmodus "FAST" of "SLOW" verschijnt op het lcd-display (7).
6.
Richt de meetmicrofoon (9) direct in de richting van de te meten geluidsbron. De afstand van de geluidsbron tot de
meetmicrofoon (9) moet ca. 1 m bedragen.
7. In het lcd-display wordt het gemeten geluidsniveau in "dBA" (decibel volgens curve A) weergegeven. Als u dBC
hebt gekozen, wordt het geluidsniveau in "dBC" (decibel volgens het curve C) weergegeven.
8. Na beëindiging van de meting schakelt u het meetapparaat uit door op de aan/uit-knop (1) te drukken.
11. Meten van de verlichtingssterkte
Zorg bij hete lichtbronnen (bijv. halogeenlampen) voor voldoende veiligheidsafstand. Door de uitgestraalde
warmte kan het tot meetfouten komen.
De lichtmeetsonde bevat een filter dat alleen het voor het menselijke oog zichtbare licht door kan laten. De meetwaar
-
den worden hierdoor niet beïnvloed.
Op de lichtmeetsonde is een lichtdichte beschermkap gemonteerd. Deze zorgt enerzijds voor bescherming van de
sensor en anderzijds kan het nulpunt worden gecontroleerd
Ga als volgt te werk om de meting uit te voeren:
1. Plaats de beschermkap op de lichtmeetsonde (6).