88
4.
Richt de anemometersonde zonder zijdelings te kantelen in de wind. De pijlmarkering op de vleugelradbehuizing
moet in de stromingsrichting wijzen. In het lcd-display (7) in veld A wordt de gemeten windsnelheid in de gekozen
eenheid aangeduid, bijv. "m/s".
5. Om de weergave-eenheid om te schakelen, drukt u op de knop (13). Met elke keer drukken schakelt u de
meeteenheid om. U kunt kiezen uit knots, mph, ft/min, m/s en km/h.
6. Meer informatie over de omschakeling van de eenheid vindt u in het hoofdstuk 9, "Instelvariabele" paragraaf b)
"Instellingen van de eenheden veranderen, eenheid van het windsnelheid instellen".
7.
In het veld B worden ofwel het gemeten oppervlak (symbool "AREA" in het lcd-display), of het gemeten lucht
-
stroomvolume (symbool "FLOW" in het lcd-display) weergegeven.
8. Druk op de knop (3) om tussen de meetwaarde van oppervlakte en luchtstroomvolume te schakelen. In het
veld B wordt bij elke verdere druk tussen beide displaywaarden overeenkomstig heen en weer geschakeld. De
symbolen "AREA" en "FLOW" worden afwisselend weergegeven.
9.
Om uit de voorgedefinieerde meetvlakken een andere te selecteren, drukt u op de knop
(2) om de setup-modus
op te roepen.
10. Druk op de knop (13) of (14) om de meetvlakken uit de geheugenplaatsen S-1 tot S-6 te kiezen.
11. Bevestig uw keuze door op de knop
(15) te drukken. Voor informatie over het instellen van de voorgedefinieerde
meetoppervlakken leest u hoofdstuk 9, "Instelvariabele" in paragraaf b) "Instellingen van de eenheden verande-
ren, grootte van de meetvlak (Voorselectie) instellen".
12. Na beëindiging van de meting schakelt u het meetapparaat uit door op de aan/uit-knop (1) te drukken. Verwijder
de anemometersonde en sluit de afdekking aan de zijkant.
13. Meten van temperatuur en luchtvochtigheid
De gemeten temperaturen en vochtigheid mogen alleen de sensor raken. De aangegeven bedrijfscondities
van het meetapparaat mogen niet worden overschreden of onderschreden. Dit kan tot meetfouten leiden.
De temperatuur- en luchtvochtigheidsensor zijn in één sensor geïntegreerd. De meting van temperatuur en relatieve
luchtvochtigheid kan op elk moment parallel aan de andere meetfuncties worden uitgevoerd. De temperatuur wordt in
veld A weergegeven, de luchtvochtigheid wordt in veld B weergegeven.
Voor de temperatuurmeting gaat u als volgt te werk:
1. Open de afdekking aan de zijkant en sluit de stekker van de vocht- en temperatuursensor (8) aan op de meetbus
RH% TEMP
(zie hoofdstuk 8, "Ingebruikname" in paragraaf c) "Aansluiting van de sensoren").
2. Schakel het meetapparaat in door op de aan/uit-knop (1) te drukken.
3. Breng de vochtigheids- en temperatuursensor in de te meten omgeving. Zorg ervoor dat de omgevingscondities
van het meetapparaat niet worden overschreden.
4. Druk op de knop
(5) om de weergave van de temperatuur in het veld A in te schakelen. In het display wordt
de gemeten temperatuur in °C of °F weergegeven.
5. Druk op de knop (3) om de weergave van de luchtvochtigheid in het veld B in te schakelen. In het display wordt
de gemeten luchtvochtigheid in % weergegeven.
6. Om de weergave-/meeteenheid om te schakelen, drukt u op de knop (13), om tussen °C/°F om te schakelen.
Met elke keer drukken schakelt u de meeteenheid om.