5.2. DE ZITMAAIER STARTEN EN RIJDEN
De zitmaaier starten
Het starten moet altijd in de open lucht of in een goed geventi-
leerde ruimte gebeuren. DENK ERAAN DAT UITLAATGASSEN ZEER GIFTIG ZIJN!
Voordat u de motor start:
– Draai de benzinekraan (1) open.
– Zorg envoor dat het koppelingspedaal in de vrije stand
staat («N»).
– Schakel op hellende terreinen de handrem in.
– Zet de hendel om de messen in te schakelen in de
ontkoppelstand («A»).
Nadat u dit gedaan heeft:
– moet u de gashendel in de «CHOKE» stand zetten zoals
aangegeven op het plaatje, bij een koude motor; of tussen
de «LANGZAAM» en «SNEL» stand als de motor reeds warmgedraaid is;
– steek het startsleuteltje in het contact, draai het sleuteltje in de «DRAAIEN» om de elek-
trische installatie in werking te stellen, draai het sleuteltje daarna in de «STARTEN» om
de motor te starten en laat het sleuteltje zodra de motor draait los.
Als de motor draait zet de gashendel dan in de «LANGZAAM» stand.
Indien de motor niet binnen enkele seconden aanslaat, blijf dan niet
starten om de motor niet te verzuipen en om de accu niet uit te putten. Zet het contact-
sleuteltje weer in de «UIT», stand wacht een tijdje en probeer opnieuw te starten. Indien
het startprobleem voortduurt, raadpleeg dan hoofdstuk «7» van deze handleiding en het
instructieboekje van de motor.
Denk er steeds aan dat de verschillende veiligheidssystemen het
starten van de motor kunnen beletten indien:
– de messen ingeschakeld zijn
– de koppeling niet in de vrije stand «N» staat;
– de gebruiker niet aanwezig is en de handrem uitgeschakeld is.
In dat geval zal, als u enkele seconden de motor zult blijven proberen te starten met het
sleuteltje in de «STARTEN», stand het controlelampje gaan knipperen.
Aandrijving als de zitmaaier, door middel van het koppelingspedaal,
in zijn voor-of achteruit wordt gezet terwijl de handrem is aangetrokken, slaat de motor
af.
OPMERKING
BELANGRIJK
OPMERKING
!
GEVAAR!
nee 19
GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN
1