M
H
I
K
K
1
R
Q
Q
Q
T
Q
���
f
5
g
2
h
2
���
f
4
f
4
h
1
���
f
3
g
1
Onderhoud en opstelling (figuur
���
en
���
)
Bij een pomp welke op bedrijfstemperatuur is
kunnen de delen (Q) een temperatuur bereiken
welke boven de 70° C kan liggen. Men dient deze delen
niet aan te raken.
Filterhuis (D), olievuldop (H), oliepeilglas (I), olie-
aftapplug (K,K
1
), gasballastventiel (U) en oliefilterhuis (T)
moeten goed toegankelijk zijn. De koelluchtinlaat (E) en
de koelluchtuitlaat (F) dienen tenminste 20 cm van de
dichtstbijzijnde wand verwijdert te zijn (uitgeblazen koel-
lucht mag niet weer aangezogen worden). Voor
onderhoudswerkzaamheden raden wij u aan om voor het
filterhuis en het oliefilterhuis 0,5 m afstand te bewaren.
De VCAH en VCEH vacuumpompen kunnen al-
leen in horizontale positie, zonder storingen
gebruikt worden.
Bij een opstelling hoger als 1000m boven zeeniveau
kan een vermogensvermindering merkbaar zijn. In dat
geval vragen wij u contact met ons op te nemen.
De vacuümpomp kan zonder verankering op een vaste
ondergrond worden opgesteld. Indien de pomp op een
frame wordt gemonteerd adviseren wij een bevestiging
middels trillingsdempers. De trillingen van deze schotten-
pompen is zeer gering.
Installatie (figuur
���
en
���
)
Bij de opstelling en het gebruik moeten de voorschriften van de arbeidsinspectie aangehouden worden
1. Vacuümaansluiting bij (A) bevind zich op het filterhuis (D).
De aangezogen lucht wordt door uitblaasopening (B) uitgeblazen of kan middels een slang of leiding weggevoerd worden.
Een te kleine of een te lange zuigleiding vermindert de capaciteit van de vacuümpomp.
De uitblaasopening mag niet afgesloten worden en mag geen restricties hebben.
2. De smeerolie (voor geschikte oliesoorten zie „onderhoud“) in de olievulopening (H) van het oliecarter vullen tot de bovenste markering van het
oliepeilglas (I).
3. De elektrische motorgegevens bevinden zich op het typeplaatje (N) of op het motorplaatje. De motoren voldoen aan DIN/VDE 0530 en hebben
beschermklasse IP 54 en isolatieklasse F. Het aansluitschema bevindt zich in de aansluitkast van de motor (vervalt indien de motor voorzien
is van een stekkeraansluiting). Men dient de motorgegevens te vergelijken met het aanwezige elektriciteitsnet (stroomsoort, spanning,
netfrequentie, toelaatbare stroomsterkte).
4. De motor dient middels een motorbeveiligingsschakelaar te worden aangesloten op het elektriciteitsnet (voor de beveiliging van de motor dient
de motorbeveiligingsschakelaar, voor het vastzetten van de kabel dient de PG-schroef).
We adviseren het toepassen van een motorbeveiligingsschakelaar welke tijdvertragend uitschakelt, afhankelijk van een eventuele te hoog
amperage. Kortstondige elektrische overbelasting kan tijdens het starten optreden.
De elektrische installatie mag alleen door een erkende installateur met in achtname van NEN 60204 elektrisch aangesloten worden.
De gebruiker dient voor een werkschakelaar te zorgen.
5. Aanloopontlasting (toebehoren)
Wordt een vacuümpomp met een ster-driehoekschakelaar ingeschakeld terwijl de zuigleiding onder
vacuüm staat dan kan een aanloopontlasting een wezenlijk voordeel bieden. Bij ”ster” wordt het ventiel
geopend en zal daardoor de aanloopstromen verlagen. Heeft de motor het bedrijfstoerental bereikt en
wordt er naar driehoek overgeschakeld dan zal het ventiel worden gesloten en is de vacuümpomp
operationeel.
Inbedrijfname (figuur
���
en
���
)
1. Draairichting motor controleren door kort te starten (draairichtingspijl (0)).
2. Motor na eventuele correctie van de draairichting opnieuw starten en na 2 minuten weer uitschakelen
om de ontbrekende olie weer aan te vullen (H).
De olievuldop mag niet tijdens een draaiende pomp geopend worden.
3. Zuigleiding bij (A) aansluiten.
4. Vacuumregelventiel (toebehoren):
De instelling van het vacuüm kan door het draaien van de regelknop geschieden aan de hand van de
op de knop vermelde draairichting.
Gevaren voor het bedienend personeel
1. Geluids emissie: De hoogste geluidspiek (meest ongunstigste richting en belasting), gemeten volgens
de norm DIN 45635 deel 13 (in overeenstemming met 3.GSGV) staan in de tabel aangegeven. Wij
adviseren, bij een voortdurend oponthoud in de nabijheid van de draaiende pomp, gehoorbeschermende
middelen te gebruiken om een blijvende beschadiging van het gehoor te vermijden.
2. Oliedampen in de uitblaaslucht: Ondanks de best mogelijke olieafscheiding door de olienevelafscheider
zal de uitgeblazen lucht geringe olieresten bevatten die door reuk zijn vast te stellen. Continue inademen
van deze dampen kan schadelijk zijn voor de gezondheid. Men dient daarom te zorgen voor een goede
ventilatie van de opstellingsruimte.