KLT (0342 / 0345)
���
J
Uitvoeringen
Dit bedieningsvoorschrift is geldig voor de volgende
drooglopende druk-vacuümpompen van de
serie: KLT 15 tot KLT 40.
De nominale volumestroom bedraagt 15, 25 en 40 m
3
/h
bij 50 Hz. De zuig- en drukgrenzen in bar zijn op het
Typeplaatje (N) aangegeven. Het verband tussen vo-
lume en druk is weergegeven in het gegevensblad
D 480.
Beschrijving
De genoemde serie heeft zuig- en drukzijdig een
aansluiting. De aangezogen lucht wordt door een
ingebouwd microfilter gereinigd. De door van de la-
mellen slijtende koolstof wordt eveneens door een
geïntegreerd filter afgescheiden.
Motor en pomp hebben een gemeenschappelijke as.
De KLT (01
➝
06) en (08
➝
10) bevindt zich in een
geluidswerende behuizing van kunststof. In deze be-
huizing bevindt zich ook een ventilator, welke de
koeling verzorgd. Het vacuüm-regelventiel (C) en het
druk-regelventiel (D) laten een instelling op de ge-
wenste waarde toe, maar zijn haar boven begrensd.
(zie figuur
���
en
���
)
De druklucht wordt bij de varianten (03), (06), (09) en (10) door een koelsegment gekoeld.
De KLT (13) is geplaatst in een plaatstalen behuizing. De koeling wordt hier verzorgd door de motorventilator. De KLT (13) heeft aan de vacuüm
kant een vacuümveiligheidsventiel (C
1
) een drukzijdig een druk-begrenzingsventiel (D
1
). (zie figuur
���
)
Toebehoren: Indien nodig terugslagklep (ZRK), motorbeveiligingsschakelaar (ZMS) en slangtule (ZSA).
Toepassing
De machines zijn geschikt voor industriële toepassing, d.w.z. dat de beveiligingen conform EN DIN 294 zijn volgens tabel 4 voor
personen boven de 14 jaar.
De KLT is geschikt voor het gelijktijdig verzorgen van druk en vacuum tussen 0 en de op het Typeplaatje aangegeven maximum waarde (bar).
Continue gebruik is toegestaan.
De omgevingstemperatuur en de aanzuigtemperatuur moet tussen de 5 en 40° C te liggen. Bij temperaturen buiten deze waarden
verzoeken we u om overleg met ons te plegen.
Deze drooglopende druk-vacuümpompen zijn geschikt voor het verpompen van lucht met een relatieve vochtigheid van 30 tot 90 %.
Er mogen geen gevaarlijke mengsels (b.v. brandbare of explosieve gassen of dampen),extreem vochtige lucht, agressieve gassen,
waterdamp, oliedamp of oliesporen of vetten aangezogen worden.
De standaard uitvoering mag niet in ruimten gebruikt worden die explosie gevaarlijk zijn.
Bij toepassingen, waarbij een onbedoeld afzetten of uitval van de vacuümpomp tot gevaarlijke situaties voor personen of
installaties kan leiden, dienen voldoende veiligheidsmaatregelen hiertegen genomen te worden.
Onderhoud en opstelling (figuur
���
tot
���
)
Bij pompen op bedrijfstemperatuur kunnen de oppervlakken (Q) boven de 70° C stijgen. Daar dient men aanraken te vermijden.
Voor het demonteren van het uitblaasdeksel (G), aanzuigdeksel (G
1
) en omkapping (b) moet uit service oogmerk minstens 30 cm ruimte aanwezig
zijn. Verder moet er op gelet worden, dat de koellucht toevoer (E) en de koeluchtuitstroomopening(F) minstens op 10 cm van de dichtsbijzijnde
wand liggen. (Uitgeblazen koellucht mag niet opnieuw aangezogen worden).
De KLT kan slechts in horizontale positie probleemloos gebruikt worden.
Bij opstelling 1000 m boven de zeespiegel zal een capaciteits vermindering optreden. In deze gevallen verzoeken wij u om overleg
met ons te plegen.
De opstelling van de druk- vacuümpomp op een vaste ondergrond is zonder verankering mogelijk. Bij opstelling in een constructie bevelen we
het toepassen van trillingsdempers aan. De trillingen van deze schottenpompen zijn zeer gering.
Installatie (figuur
���
tot
���
)
De pomp mag niet zonder het standaard aangebrachte Regel- en begrenzingsventiel gebruikt worden, zodat de toelaatbare
overdruk (zie typeplaatje) niet overschreden wordt.
Bij opstelling en gebruik moeten de voorschriften van de arbeidsinspectie aangehouden worden.
1. Vacuümaansluiting bij (A) en drukaansluiting bij (B).
Bij dunne en/of lange leidingen vermindert de capaciteit van de druk- vacuümpomp.
2. De elektrische motorgegevens zijn op het typeplaatje of het motortypeplaatje aangegeven. De motoren voldoen aan de DIN/VDE 0530 en zijn
in de beschermingsklasse IP 55 en de isolatieklasse F uitgevoerd. Het bijbehorende aansluitschema bevindt zich in de klemmenkast van de
motor. (vervalt bij uitvoeringen met stekker). Motorgegevens moeten met die van het aanwezige elektriciteitsnet vergeleken worden. (Soort
stroom, spanning, frequentie van het net, toegestane stroomsterkte).
3. Motor door middel van stekker (J) c.q. motorbeveiligingsschakelaar aansluiten. (voor de afzekering is een motorbeveiligingsschakelaar en voor
de trek ontlasting van de aansluitkabel een bevestingingspunt en een Pg-wartel nodig).
We adviseren het gebruik van motorbeveiligingsschakelaars, welke de uitschakeling van de pomp tijdvertraagd uitvoeren, afhankelijk van een
te hoge stroom. Kortstondige electrische overbelasting kan bij een koude start op treden.
De elektrische installatie mag alleen door een erkende installateur met in achtname van NEN 60204 elektrisch aangesloten worden.
De gebruiker dient voor een werkschakelaar te zorgen.