���
���
s
s
f
s
G
b
m
C
h
m
D
k
o
e
Ingebruikname (figuur
���
tot
���
)
1. Draairichting motor controleren door kort te starten (Draairichtingpijl (O)).
Let op! Bij dit starten mogen de leidingen niet aangesloten zijn. ( bij tegengestelde draairichting en aangesloten leidingen kan zich
een vacuüm c.q. druk opbouwen, welke de lamellen kan beschadigen, wat weer tot lamellenbreuk kan leiden).
2. Zuigleiding op (A) en drukleiding op (B) aansluiten.
Is de pomp door een leiding van meer dan 3 m lengte met de verbruiker verbonden, dan wordt inbouw van een terugslag klep (ZRK)
tussen pomp en leiding aanbevolen, om na het uitschakelen terugdraaien te voorkomen.
3. De gewenste druk- en vacuümniveaus kunnen met de regelventielen volgens de op de draaiknop aangebrachte aanduiding ingesteld worden.
Risico’s voor bedieningspersoneel
Geluids emissie: De hoogste geluidspiek (meest ongunstigste richting en belasting), gemeten volgens de norm DIN 45635 deel 13 (in
overeenstemming met 3.GSGV) staan in de tabel aangegeven. Wij adviseren bij voortdurend oponthoud in de omgeving van de draaiende pomp
het gebruik van persoonlijke gehoorbeschermings middelen, om een blijvende beschadiging van het gehoor te voorkomen.
Onderhoud en service
Bij onderhoud, waarbij personen met bewegende of spanningvoerende delen in aanraking kunnen komen, moet de pomp door het
losnemen van de stekker of door het uitschakelen van de hoofdschakelaar spanningsloos te worden gemaakt en tegen weer
inschakelen worden beveiligd Onderhoud niet uitvoeren bij pomp op bedrijfstemperatuur. (gevaar voor letsel door hete machine delen).
1. Smering
De KLT is voorzien van lagers met levensduursmering en behoeven niet nagesmeerd te worden.
2. Luchtfilter (figuur
���
en
���
)
Bij onvoldoende onderhoud van de luchtfilters neemt de capaciteit van de pomp af.
De filterpatronen (e) van de aanzuiglucht, (f) voor de blaaslucht en (h) voor de luchttoevoer zijn, afhankelijk van de vervuiling, door uitblazen van
binnen naar buiten te reinigen. Ondanks het schoonmaken van de filters zal de filtering in de loop der tijd verslechteren. Wij adviseren derhalve
een halfjaarlijkse vernieuwing van de filters.
Filtervervanging:
KLT (01
➝
06) en (08
➝
10): uitblaasdeksel (G) losschroeven.
Schroefknop (s) en borgknop (m) losnemen. Borgmoer (o) vewijderen en filterdekselafnemen. Filterpatroon (e), (f) en (h) uitnemen en reinigen
resp. vervangen. Het monteren gebeurt in omgekeerde volgorde.
3. Lamellen (figuur
���
en
���
)
Lamellen controle: De KLT 10-25 hebben 6 koolstoflamellen en de KLT 40 heeft 7 koolstoflamellen, welke gedurende het gebruik geleidelijk
afslijten.
KLT 10 en KLT 15: Eerste controle na 7.000 draaiuren, daarna iedere 1000 uur.
KLT 25 en KLT 40: Eerste controle na 5.000 draaiuren, daarna iedere 1000 uur.
KLT (01) - (09)
➝
uitblaasdeksel (G) losschroeven. Pomphuisdeksel van huis schroeven. Lamellen (d) voor controle uitnemen. Alle lamellen
moeten een minimale hoogte (X) hebben:
Type
X (minimale hoogte)
KLT 10
20 mm
KLT 15
24 mm
KLT 25
24 mm
KLT 40
35 mm
De lamellen mogen slechts als set vervangen worden.
Lamellenwissel: Heeft met bij de lamellen controle vastgesteld dat minimale hoogte bereikt of reeds overschreden is, dan moeten de lamellen
vervangen worden.
Pomphuis en rotorgleuven uitblazen. Lamellen in de rotorgleuven plaatsen. Bij inleggen erop letten dat de lamellen met de schuine zijde (Y) naar
buiten wijzen en deze schuine kant in de draairichting (O
1
) met het verloop van het huis overeenstemt. Pomphuisdeksel (b) en uitblaasdeksel (G)
weer vastschroeven. Voor ingebruiknemen de vrije loop van de lamellen door het draaien van de ventilator testen, hiervoor aanzuigdeksel (G
1
)
of bescherm kap (G
2
) afschroeven.