���
/ PM6
DFT
25
40
60
80
100
140
180
250
340
500
dB(A)
50 Hz
73
75
76
77
78
84
86 / 95* 88 / 97* 89 / 99* 90/ 100*
60 Hz
76
77
78
79
80
86 / 95* 88 / 97* 90 / 99* 91/ 101* 92/ 102*
kg
(02)
45
61
75
100
115
175
250
295
421
610
(09)
47
58
75
100
115
215
245
305
440
640
(19)
-
-
-
-
-
225
255
315
455
655
mm
(02)
619
733
762
779
913
952
1154
1234
1306
1497
(09)/(19)
619
733
762
779
913
1074
1135
1215
1305
1495
mm
(02)/(09)
333
333
383
432
438
566
566
566
702
712
(19)
-
-
-
-
-
638
638
638
779
789
mm
(02)
254
254
292
372
372
575
575
575
720
720
(09)
305
305
343
363
363
647
647
647
807
807
(19)
-
-
-
-
-
617
617
617
762
762
5. Koppelingsrubbers (figuur
���
)
Afhankelijk van het gebruik zullen de koppelingsrubbers (k) slijten en dienen van tijd tot tijd te worden gecontroleerd. Versleten koppelingsrubbers
zijn te constateren door een sterk ratelend geluid tijdens het starten van de pomp.
Versleten koppelingsrubbers kunnen tot asbreuk leiden.
Voor het controleren van de koppelingsrubbers de motor (m) uitschakelen. De schroeven (s
5
) van de motorflens (n) losdraaien, bij een
voetbevestiging ook de schroeven (s
6
) losdraaien. De motor met de motorzijdige koppelingshelft (q) axiaal verwijderen. Zijn de koppelingsrubbers (k)
versleten, de seegerring (i) van de koppelingsbouten afnemen en de koppelingsrubbers (k) vervangen. De afstandsring (p) laten zitten. De
koppelingsbouten (r) controleren en eventueel vervangen: seegerring (l
1
) losnemen. Koppeling met ventilator (v) van de pompas aftrekken. De
moer (w) met de onderlegring (u) losdraaien en de koppelingsbouten vervangen.
De montage geschied in omgekeerde volgorde.
Storingen en oplossingen
1.
De compressor wordt door de motorbeveiligingsschakelaar uitgescha-
keld:
1.1 Netspanning/frequentie komt niet overeen met die van de elektromotor.
1.2 De aansluiting van de kabels is niet juist.
1.3 De motorbeveiligingsschakelaar in niet goed ingesteld.
1.4 De motorbeveiligingsschakelaar schakelt te snel uit.
Oplossing: het toepassen van een motorbeveiligingsschakelaar met een
belastingsafhankelijke afschakelvertraging, die de kortstondige overbelasting
tijdens het starten overbrugt. (uitvoering met kortsluit- of overbelastings-
afschakeling volgens VDE 0660 deel 2 resp. IEC 947-4).
1.5 Het regelventiel is vervuild waardoor de toelaatbare druk wordt overschre-
den.
2.
De capaciteit is te gering:
2.1 Het aanzuigfilter is verontreinigd.
2.2 De blaasleiding is te lang of heeft een te kleine diameter.
2.3 Lekkage in het systeem of aan de blaaszijde van de pomp.
2.4 De lamellen zijn beschadigd.
3.
Einddruk (max overdruk) wordt niet bereikt:
3.1 Lekkage in het systeem of aan de blaaszijde van de pomp.
3.2 De lamellen zijn beschadigd.
3.3 Het motorvermogen is te klein gekozen.
4.
De compressor wordt te heet:
4.1 De omgevingstemperatuur of de aanzuigtemperatuur is te hoog.
4.2 De koelluchtstroom wordt gehinderd.
4.3 Zie verder punt 1.5.
5.
De compressor veroorzaakt een abnormaal geluid:
5.1 Het pomphuis is versleten (wasbord).
Oplossing: reparatie door de leverancier.
5.2 Lamellen zijn beschadigd.
Opmerkingen:
Reparatiewerkzaamheden: Bij reparatiewerkzaamheden ter plaatse dient de elektromotor door een erkende installateur van het net te worden
losgekoppeld, zodat een onverhoedse start voorkomen wordt. Voor het uitvoeren van reparatiewerkzaamheden adviseren wij u deze door de
leverancier te laten uitvoeren, in het bijzonder wanneer het om garantie-gevallen gaat. Na een reparatie resp. voor het weer in bedrijf nemen dient
men de onder „installatie“ en „in bedrijfname“ beschreven adviezen op te volgen.
Transport: Voor het verplaatsen en transporteren van de compressor is deze voorzien van een hijsoog aan het pomphuis en aan de elektromotor.
Indien de laatste ontbreekt kan de motor middels een strop worden verplaatst. Voor het gewicht zie onderstaande tabel.
Opslag: De compressor dient in een droge omgeving met een normale luchtvochtigheid te worden opgeslagen. Bij een relatieve vochtigheid van
80% of hoger adviseren wij de pomp op te slaan in een afgesloten verpakking met een droogmiddel.
Afvoer: De slijtdelen (welke in de onderdelenlijst als zodanig weergegeven) vallen niet onder normaal afval en dienen volgens de geldende regels
te worden afgevoerd.
Onderdelenlijst:
E 340
➝
DFT 25 - DFT 100 (02)
E 342
➝
DFT 140 - DFT 500 (02)
E 341
➝
DFT 25 - DFT 100 (09)
E 343
➝
DFT 140 - DFT 500 (09)
Geluidsniveau (max.) /
Hoogste geluiddruk*
Gewicht (max.)
Lengte (max.)
Breedte
Hoogte (max.)
1.2001