88
De afstand tussen het hoofdtandwiel (B) en het motor-
tandwiel (C) moet zo klein mogelijk zijn zonder dat de
tandwielen stroef draaien.
Draai de twee bevestigingsschroeven (D) van de motor
een beetje los. Schuif daarna met lichte druk de motor met
het motorwiel (B) in de richting van het versnellingswiel
(C).
De motor mag hierbij echter niet loszitten; de
bevestigingsschroeven mogen slechts zo ver
worden losgedraaid, dat de motor net kan wor-
den bewogen.
Het motortandwiel en het hoofdtandwiel moeten nu zon-
der speling in elkaar grijpen. Dit is echter niet zo goed voor
de levensduur van de tandwielen!
Plaats een strookje dun papier (E) tussen het hoofdtand
-
wiel (C) en het motortandwiel (B) en draai het hoofdtand-
wiel met de hand zo dat het strookje papier (max. 80 g
papier) tussen de twee tandwielen getrokken wordt.
Door de druk van het papier wordt de motor zo ver als
nodig teruggeduwd.
Draai nu in deze positie de bevestigingsschroeven (D) van
de motor vast.
Als u vervolgens het hoofdtandwiel terugdraait om het
strookje papier te kunnen verwijderen (G), moet tussen de
twee tandwielen de juiste afstand zijn ingesteld.
Plaats de stofkap weer terug en schroef deze vast.
In het ideale geval zit het motortandwiel zo dicht mogelijk bij het hoofdtandwiel zonder dat de tanden elkaar
raken en de tandwielen daardoor stroef draaien.
Als de tandwielen (motortandwiel en hoofdtandwiel) te ver van elkaar staan, worden al na enkele seconden
rijden de tanden van het hoofdtandwiel door het motortandwiel letterlijk weggefreesd. De garantie komt
daarmee te vervallen!
Als het motortandwiel echter tegen het hoofdtandwiel drukt (de tandwielen draaien zonder speling), leidt
dit tot lagere prestaties, hoger stroomverbruik (de motor heeft meer vermogen nodig om het hoofdtandwiel
te laten draaien) en voortijdige slijtage van het hoofdtandwiel.